„Groot deel China in 2030 christelijk”
Over dertig jaar is 20 tot 30 procent van de Chinezen christelijk, schrijft David Aikman in zijn boek ”Jesus in Beijing. How christianity is transforming China and changing the global balance of power”. Aikman is een Britse historicus en journalist, die jarenlang hoofd was van ”Time Magazine” in Peking.
Zijn boek verscheen eind vorig jaar bij een Amerikaanse uitgever. De auteur meent dat China een stille, religieuze revolutie doormaakt. De kerstening van China kan ervoor zorgen dat het land zich vreedzaam zal transformeren van dictatuur tot democratie.
In 1949 had China een bevolking van 500 miljoen mensen. Vier miljoen daarvan waren christen (0,8 procent). In de afgelopen vijftig jaar is het percentage christenen verviervoudigd. Terwijl de bevolking anderhalf keer zo groot werd (nu 1262 miljoen), steeg het aantal christenen tot ten minste 82 miljoen. Daaronder bevinden zich grofweg 70 miljoen protestanten en 12 miljoen rooms-katholieken (6,5 procent).
Aikman schrijft dat als deze trend zich voortzet, China over dertig jaar voor een belangrijk deel christelijk zal zijn. Het is opvallend dat het christendom vooral aantrekkingskracht heeft op intellectuelen, wetenschappers en mensen met een vrij beroep. De auteur verwacht dat veel belangrijke posities binnen de overheid de komende decennia door christenen zullen worden ingenomen.
Dat kan grote gevolgen hebben voor de buitenlandse politiek van China. Een China dat voor een belangrijk deel christelijk is, zal eerder gemeenschappelijk optrekken met de Verenigde Staten dan vasthouden aan vijanddenken. Christenen onderscheiden zich volgens Aikman van het confucianisme en boeddhisme doordat zij hoop stellen in de toekomst en de geschiedenis niet zien als een zich herhalend gegeven.
Aikmans boek is meer dan het extrapoleren van groeicijfers uit het verleden alleen. De schrijver verbleef in 2002 in HongKong voor onderzoek en maakte reizen naar de rest van China. Hij legde contacten met leden van de officiële protestantse en rooms-katholieke kerken, gemeenschappen die onder controle staan van de overheid.
Maar de Brit had ook intensief contact met clandestiene (huis)kerken. Sinds 1979 bestaat in China een lichte vorm van godsdienstvrijheid. Toch worden christenen vervolgd, evenals aanhangers van andere godsdiensten of religieuze gemeenschappen.
Aikman kwam erachter dat Chinese christenen zeer missionair zijn. Zij voelen in het algemeen een sterke roeping om te getuigen onder niet-christenen, met name onder moslims in de Arabische wereld. Aikman geeft niet aan waarom dat zo zou zijn. De protestantse Chinezen zijn in het algemeen pro-Israël.
De auteur ziet wel het gevaar dat de Chinese autoriteiten als gevolg van bijvoorbeeld een economische crisis of een Taiwan-conflict de nationalistische kaart zullen gaan spelen. Dan zouden christenen, als burgers die zogenaamd minder vaderlandslievend zijn, weer in de verdrukking kunnen komen.
Aikman vergelijkt de huidige situatie in China met het Romeinse Rijk in de periode voordat keizer Constantijn godsdienstvrijheid (313) invoerde. Ook toen bloeide het christendom.
Drie eeuwen geleden werd China ook al eens een christelijke toekomst voorspeld. De Chinezen waren in de zeventiende eeuw buitengewoon ontvankelijk voor het rooms-katholicisme, dat door missionarissen onder leiding van Matteo Ricci werd verspreid. Dat eindigde echter toen de autoriteiten weigerden te buigen voor de autoriteit van de paus en zijn leergezag.