De verrassende veerkracht van het politieke bestel
Ons politieke bestel is verrassend veerkrachtig, aldus mr. Kees van der Staaij. Maar er valt nog wel iets te verbeteren.
Dames en heren,
De stad Dordrecht heeft een belangrijke plaats in de politieke en kerkelijke geschiedenis van Nederland. Ik vind het dan ook een eer om in deze stad met u na te denken over een veranderend politiek landschap. Hartelijk dank voor deze uitnodiging!
In Dordrecht vonden politiek en kerk elkaar. Hier vlakbij, in de Kloveniersdoelen, kwam in 1618-1619 de zogenoemde Synode van Dordrecht bijeen. Deze Synode werd op verzoek van de Staten-Generaal gehouden, al lag het gewest Holland lang dwars. Een belangrijk besluit van deze Synode was om de Bijbel opnieuw in het Nederlands te vertalen. Vanwege de ook toen al langzaam draaiende Haagse politieke molens gaf de Staten-Generaal pas na ruim zes jaar toestemming en financiering hiervoor. Een besluit van kerk en politiek waar we bijna vierhonderd jaar later nog steeds de vruchten van plukken.
Vijftig jaar eerder was er in Dordt óók een belangrijke politieke vergadering. In juli 1572 kwamen Hollandse steden en edelen samen in een Statenvergadering. Feitelijk kan die vergadering worden gezien als het begin van een revolutionair verzet tegen de macht van de Spaanse Koning. De Staten besloten in die vergadering zich aan te sluiten bij de opstand tegen de Spaanse vorst en Willem van Oranje als hun stadhouder te benoemen. Hierdoor was het een aantal dagen later mogelijk om in deze historische Augustijnenkerk voor het eerst een protestantse eredienst te houden. Die vrije uitoefening van de protestantse godsdienst was een opzienbarende vernieuwing. De meer bekende Unie van Utrecht van 1579 was eigenlijk een bevestiging van wat hier in Dordrecht begon. Reden te meer om mij in deze kerk bijzonder op mijn plek te voelen.
Schikken en plooien
Deze voorbeelden laten zien dat ons politieke bestel stevig veranderd is. De provincies hebben een minder belangrijke rol gekregen. Een besluit van de ministerraad of Tweede Kamer om de Bijbel te vertalen kunnen we ons nu niet meer voorstellen.
Maar bij alle veranderingen is er ook een doorgaande lijn. Onze geschiedenis laat een stevige traditie zien van ‘schikken en plooien’, via lang vergaderen er met elkaar uit zien te komen. Polderen noemen we dat tegenwoordig. Dat gold al in de tijd van de Republiek met haar provinciën. Belangen en machtsposities van autonome steden, heerlijkheden, de adel liepen door elkaar heen. Geheel verschillende soorten en maten Statenvergaderingen waren gevolg. Toch zorgden deze constructies ervoor dat de Republiek één bleef en bestuurbaar was.
De Nederlandse politicoloog H. Daalder merkt treffend op dat deze cultuur van schikken en plooien ook zichtbaar was in de wijze waarop besluiten tot stand kwamen. Er ontstond op elite-niveau een politieke cultuur van zowel vasthouden aan eigen recht als het voorzichtig schikken met andere partijen. Niet de wil van één man of een simpele meerderheid gold als eis van goed regeren. Nee, het geven en nemen in colleges, die in gezamenlijk besluit naar buiten kwamen, werd de norm.
In Nederland verandert het politieke bestel meestal betrekkelijk rustig. Het gaat om veranderingen die niet met een blauwdruk op de tekentafel bedacht worden, maar een praktische oplossing zijn voor een als dringend ervaren probleem. Dat is een heel gezonde benadering. Tekentafelprojecten lopen meestal vast in en op de gewone dagelijkse praktijk. Bij een probleem moeten we oplossingen zoeken. Niet andersom.
In juni stelde de oud-voorzitter van VNO-NCW, Bernard Wientjes, in een afscheidsinterview in De Volkskrant dat Nederland onbestuurbaar dreigt te raken door de toenemende kleinere politieke groeperingen die ons parlement rijk is. Het is volgens hem ‘een rommeltje’ geworden. Zijn oplossing is een kiesdrempel en de invoering van een districtenstelsel, oplossingen die de band tussen kiezer en gekozene moeten versterken. Ruim een week geleden was er in de Eerste Kamer ook weer discussie over het politieke bestel en met name over de rol van de Eerste Kamer. Loek Hermans, fractievoorzitter van de VVD in de Eerste Kamer, stelde voor om een onderzoek te doen naar de werking van het parlementaire stelsel. Premier Rutte heeft toegezegd met een heuse Staatscommissie te komen. Het is wel de bedoeling om de opdracht aan die commissie eerst te bespreken met de fractievoorzitters in de Eerste en Tweede Kamer… Over schikken en plooien gesproken!
Dames en heren, klagen over het politieke bestel hoort misschien wel evenzeer bij de Nederlandse cultuur als de traditie van schikken en plooien. Er gaat geen politiek jaar voorbij of er wordt wel een flinke steen in de Hofvijver gegooi: wordt Nederland niet onbestuurbaar? Moet het politieke bestel niet drastisch op de schop?
verrassende veerkracht
Ik wil vanavond een wat optimistischer geluid laten horen. Natuurlijk is het lastig voor PvdA en VVD als ze, ondanks een meerderheid in de Tweede Kamer, geen geestverwante meerderheid in de Eerste Kamer aantreft. Er zit dus niets anders op voor het kabinet dan zo goed mogelijke wetten te maken die op een zo breed mogelijk draagvlak kunnen rekenen. Dat is toch prachtig? Het blijkt in de afgelopen tijd bovendien ook nog prima te kunnen werken, inderdaad, in de beste Nederlandse traditie: met wat schikken en plooien.
Mijn steling vanavond is dat ons staatsbestel telkens weer over een verrassende veerkacht blijkt te beschikken. Nuchter beschouwd is de bestuurbaarheid van Nederland niet in het geding. Juist drastische maatregelen, die zelden origineel zijn en vaak opgeduikeld worden uit de oude dozen in het Kamerarchief, zijn erger zijn dan de vermeende kwaal.
Kiesdrempel
Neem de invoering van een kiesdrempel, die het leven lastiger moet maken voor kleine partijen. Welk probleem lost dit op?
Wie de recente parlementaire geschiedenis bekijkt, weet dat niet de kleinere politieke partijen het probleem van de bestuurbaarheid van ons land veroorzaken, maar juist de grote. Het waren juist de kleinere partijen die bijdroegen aan een oplossing. Voor Balkendende-II waren de zes zetels van D66 nodig. Balkende-IV had de zes zetels van de ChristenUnie hard nodig. Voor de bezuinigings- en hervormingsplannen van zowel Rutte-I als Rutte-II was de constructieve opstelling van de SGP behulpzaam. Kortom: alle zorgen over de spoedige onregeerbaarheid van het land bleken ongegrond. Naast tweepartijenkabinetten blijken kabinetten met meer partijen evengoed te kunnen werken, naast meerderheidskabinetten blijken ook minderheidskabinetten te kunnen functioneren. Verrassend veerkrachtig.
De problemen ontstonden sinds 2002 juist bij uitgerekend díe partijen die zonder moeite een kiesdrempel van vijf procent wisten te behalen. Onrust binnen de LPF luidde de spoedige val van Balkenende-I in. Het optreden van VVD-minister Verdonk rond de naturalisatie van Ayaan Hirsi Ali en gedoe in de VVD werd Balkenende-II noodlottig. Balkenende-IV ging tenonder als gevolg van de moeite in de PvdA rond de militaire missie in Uruzgan. In 2012 trok gedoogpartner PVV de stekker uit het eerste kabinet van Rutte. Hoezo zou een kiesdrempel geholpen hebben voor de bestuurbaarheid van het land?
Intussen zou een hogere kiesdrempel wel stevige schade aanrichten. Je zag het in Duitsland gebeuren: de liberale FDP werd door de kiesdrempel weggevaagd uit het parlement!
Minderheden hebben minder ruimte hun stem te laten horen. Nieuwe partijen komen moeilijker in de Kamer.
De royale ruimte voor minderheden in ons staatsbestel is geen struikelblok, maar kroonjuweel van een democratie waarin iedere stem gehoord kan worden en telt…
Eerste Kamer
Vaak heet de Eerste Kamer een blok aan het been voor de regeerbaarheid van ons land. De klok kan er op gelijk worden gezet dat er van tijd tot tijd weer eens iemand met het ontzettend originele idee komt om deze Kamer af te schaffen. Thorbecke vond een Eerste Kamer onnodig: ‘zonder grond en doel’. Ook Groen van Prinsterer was kritisch, hij noemde de senaat ‘een mislukte kopie naar Engels model’. Het is waar: de Eerste Kamer is niet in Dordrecht bedacht. We hebben het aan onze zuiderburen te danken dat het Tweekamerstelsel uiteindelijk in 1815 naar Nederland is gekomen. Wat was aanvankelijk de bedoeling van de Eerste Kamer? De grondwetscommissie noteerde in 1815: ““ten einde…alle overijling in de raadplegingen voor te komen, in moeielijke tijden aan de driften heilzame palen te stellen, den troon te omringen door een bolwerk, waartegen alle partijen afstuiten, aan de natie eene volkomene zekerheid te waarborgen tegen alle willekeurige uitbreiding van gezag”.
De tijd is veranderd. Maar een nuttig bolwerk tegen overijling is de Eerste Kamer nog steeds, misschien moet ik wel zeggen: meer dan ooit. Het is een bolwerk, een baken in de woelige zee die de landspolitiek soms kan zijn in een tijd van vluchtige hypes en door peilingen opgejaagde leden van de Tweede Kamer. Het is belangrijk dat dit instituut wetten op haar eigen merites beoordeelt en de rechtszekerheid en kwaliteit van wetgeving zorgvuldig beoordeelt.
Zeker de laatste jaren staat de Eerste Kamer meer in de schijnwerpers. De politieke rol is steeds duidelijker. Het feit dat het kabinet geen geestverwante meerderheid in deze Kamer heeft, speelt daarbij een belangrijke rol. Toch is een regering die niet kan rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer historisch gezien echt geen noviteit. Ook in het begin van de twintigste eeuw kwam het voor dat de samenstelling van de Senaat nogal afweek van die in de Tweede Kamer. Hoewel de omstandigheden anders waren dan nu, blijkt de geschiedenis zich te herhalen.
Ook in de afgelopen tijd bleek dat de Eerste Kamer het de regering lastig kan maken. In ieder geval heeft de geschiedenis aangetoond dat de Eerste Kamer haar tanden kan laten zien. Dat bleek bijvoorbeeld bij de discussie over invoering van het referendum (1999) en de gekozen burgemeester (2005). Deze voorstellen sneuvelden in de Eerste Kamer, met grote politieke gevolgen.
Natuurlijk spelen partijpolitieke belangen ook in de Eerste Kamer wel degelijk een rol. De Senaat is echter ook in staat de partijpolitiek te overstijgen. Sprekend voorbeeld daarvan is de afwijzing van het initiatiefwetsvoorstel over ritueel slachten, waarbij de senatoren zich lieten kennen als zorgvuldige toetsers van grondrechtelijke noties. De Tweede Kamer was daaraan te gemakkelijk voorbij gegaan. Met grondrechten - de kern van het eerder genoemde besluit van de Staten van Holland - ga je zorgvuldig om!
Bij ingrijpende kritiek in de Eerste Kamer past de regering wetsvoorstellen vaak aan. Ook houdt de regering bij voorbaat vaak al rekening met mogelijke kritiek in de Eerste Kamer. Wanneer we deze waardevolle ‘checks and balances’ opgeven, zal in ieder geval de kwaliteit van de wetgeving verslechteren.
Niemand ontkent dat het politieke primaat bij de rechtstreeks gekozen Tweede Kamer ligt. De rol van de Eerste Kamer is vooral corrigerend van aard. De Eerste Kamer is een zelfbewust baken in het politieke krachtenveld van ons staatsbestel. Op een zelfstandige manier mag ze gebruik maken van de bevoegdheden die haar zijn toegekend. De Eerste Kamer is, kortom, een goede waarborg tegen overhaaste besluitvorming waarin de krant van gisteren het beleid van morgen bepaalt.
Alles bij het oude laten dus? Dat zeg ik niet… Sinds de Grondwetsherziening van 1983 wordt de Eerste Kamer niet langer voor zes jaar, (met vernieuwing van de helft om de drie jaar), maar voor vier jaar in haar geheel gekozen. Het is een vernieuwing die ervoor zorgt dat veranderingen in de kiezersgunst sneller en sterker doorwerken in de Eerste Kamer. Dat maakt de Eerste Kamer politieker, en ook het risico op een patstelling tussen Eerste en Tweede Kamer groter. Laat de staatscommissie hier maar eens de tanden in zetten.
Versterking veerkracht
Dames en heren, ik heb betoogd dat ons politieke bestel opvallend veerkrachtig is. Draconische maatregelen, zoals een kiesdrempel of de afschaffing van de Eerste Kamer, doen meer kwaad dan goed. Ik predik daarom hier ook geen revolutie - u had niet anders verwacht. Ingrijpende veranderingen vergen trouwens vrijwel altijd een Grondwetswijziging. Die Grondwet verander je niet zomaar: twee lezingen zijn nodig, en in de tweede lezing een tweederde meerderheid. Sommigen mopperen daarover. Deze zware herzieningsprocedure is echter een goede zaak en een belangrijke waarborg tegen overhaaste of te weinig breed gedragen veranderingen. Houden zo dus!
Het loont niettemin de moeite om te bezien welke mogelijkheden er zijn om ons politiek bestel te verbeteren. Hoe kan de veerkracht versterkt worden? Wat kan worden gedaan om het vertrouwen van de burger in het bestuur te vergroten?
Politieke partijen
Natuurlijk komt in dit kader ook de rol van politieke partijen om de hoek kijken. Zijn politieke partijen niet te machtig? Moet de band tussen politiek en burgers niet persoonlijker zijn dan via een partij?
U weet natuurlijk wel dat de Grondwet niet over politieke partijen en fracties rept, maar over Kamerleden. Toch kennen we al heel lang partijvorming in ons land. Verzwakt de positie van de volksvertegenwoordiger eigenlijk niet door aansluiting bij een fractie? In het befaamde handboek Nederlands Staatsrecht van Van der Pot en Donner staat een treffende analyse: “Door zich aan te sluiten bij een groep of fractie (…) verzwakt de volksvertegenwoordiger zijn positie niet; hij versterkt haar door aaneensluiting met gelijkgezinden en vindt een klankbord voor zijn opvattingen in een grotere groep.”
Een volksvertegenwoordiger hoort bij een fractie, en zo’n fractie is onderdeel van het grotere geheel: de politieke partij. Hoogleraar staats- en bestuursrecht Voerman stelt: “[Politieke partijen] articuleren, aggregeren en representeren maatschappelijke belangen; zij rekruteren en selecteren het benodigde politieke personeel, zoals volksvertegenwoordigers, bewindspersonen, burgemeesters; en zij mobiliseren de kiezers. Met het vervullen van die functies fungeren partijen als intermediair tussen samenleving en staat; zij verbinden burgers met het openbaar bestuur.”
Politieke partijen zijn juist een instrument om te ordenen, om “maatschappelijk pluralisme binnen de perken te houden.” Er is geen enkel bezwaar tegen als een groep gelijkgezinde Kamerleden elkaar vindt in een gedeelde visie. Fractievorming is alleen een probleem als het functioneert als dwangbuis waardoor Kamerleden monddood gemaakt worden.
De vertrouwensband tussen burger en politiek loopt uiteindelijk toch vooral in het vertrouwen dat mensen in personen en hun idealen hebben. Voor heel wat burgers was de keus voor een politieke partij bij de verkiezingen niet een gevolg van ijverige studie van het verkiezingsprogramma.
Opnieuw Van der Pot: “Kiezers vereenzelvigen zich niet of maar zeer ten dele met de partijen en hun programma’s. (…) De uitslag van een stemming is het resultaat van een proces van vérgaande reductie en deformatie van de individuele en collectieve meningen en men mag uit de mate van succes van een partij niet al te veel conclusies trekken omtrent de mate van instemming met haar gehele programma”.De Raad voor het openbaar bestuur concludeerde ook dat men “vraagtekens [kan] plaatsen bij de invloed van partijprogramma’s, en daarmee van politieke partijen als zodanig op het beleid van de regering.”
Natuurlijk hebben ontzuiling en individualisering gezorgd voor een afname van de binding aan politieke partijen. De opkomst van sociale media en de mail vergroten de mogelijkheid om met iedere volksvertegenwoordiger afzonderlijk contact op te bouwen, althans deze beter te leren kennen.
Burgers hebben behoefte aan politici die het land besturen, niet aan politici die bijvoorbeeld vanwege partijbelang het land in een politieke crisis storten. Schoppen tegen gevestigde politiek is geen langetermijnoplossing, maar het kortstondige plezier van belletje-trekken. Weglopen als je je moet verantwoorden. Vertrouwen ontstaat ook niet bij windvaanpolitici, die meegaan met allerlei politieke wind van leer, op de golven van de opiniepeilingen. Dit soort politiek beschadigt eerder het vertrouwen, dan dat het op de langere termijn wat oplevert. Verdere personalisering van de politiek is mijns inziens niet de goede richting.
Vertrouwen en stabiliteit hebben alles te maken met een heldere, consequente boodschap die wordt voorgelegd aan het volk. Laat de kiezer de keuze. Hij bepaalt het mandaat. Pas je boodschap niet aan om het mandaat te vergroten, vertel de kiezer wat je te vertellen hebt. Sociale media kunnen daarbij goed helpen. Maar dat mag er niet toe leiden dat de laatste opiniepeiling de dagkoers van het beleid bepaalt.
te vaak verkiezingen voorkomen
Stabiliteit en consistentie. Doen wat je zegt. Dat zijn de kernwoorden bij vertrouwen. Dan moeten politici ook wel de mogelijkheid hebben dat vertrouwen waar te maken. De Raad voor het openbaar bestuur concludeert op basis van twee studies dat snel opvolgende verkiezingen ertoe leiden dat regeringspartijen “sneller geneigd zijn om responsief te zijn naar de publieke opinie.” Het is echter een groot gevaar wanneer nieuwe verkiezingen of de dreiging ervan de motor achter het kabinetsbeleid zijn. Of, om opnieuw de Raad voor het openbaar bestuur te citeren: “Een goed functionerend partijmandaatsysteem heeft behoefte aan een periode waarin dit mandaat uitgevoerd kan worden.”
Hoe staat het daarmee in Nederland? In april van dit jaar concludeerde de Rob dat we het ook in internationaal-vergelijkend opzicht behoorlijk goed doen als het gaat om de vervulling van het representatieve mandaat, de mate van overeenstemming tussen het verkiezingsprogramma en het parlementaire gedrag van een partij. Daarentegen doen we het relatief minder goed als het gaat om het tot stand brengen van congruentie tussen partijprogramma’s en het uiteindelijke beleid.
In de periode van 2002 tot en met 2012 zijn er vijf maal verkiezingen geweest voor de Tweede Kamer. Dat is echt teveel van het goede. Dat is wél een reële dreiging voor de bestuurbaarheid van ons land. Het beleid ligt immers door verkiezingen lange tijd stil. Eerst omdat de verkiezingen eraan komen, dan omdat een nieuw kabinet gevormd moet worden. Dan ben je soms zomaar een regeerjaar kwijt.
Zo vaak verkiezingen is geen noodlot. Het is ook een gevolg van een strakke toepassing van de regel dat de val van een kabinet moet leiden tot nieuwe verkiezingen. Ik vind dat dit moet veranderen. De Kamer heeft een mandaat voor vier jaar - zet alles op alles om die rit uit te zitten. Wat in Dordrecht kan - de gemeenteraad die de rit uitzit - moet in den Haag de Tweede Kamer ook kunnen.
Concreet betekent dit: roep bij een kabinetscrisis niet gelijk dat er verkiezingen moeten komen. Kijk eerst welke andere oplossingen mogelijk zijn: kan er gelijmd worden?. Zo nee, is er een nieuwe coalitie mogelijk? Dat is pas echt verantwoordelijkheid nemen! Daar is ook niks mis mee, want toen deze regel voor 1966 nog níet zo strikt werd toegepast kende Nederland een periode van ongekende en erg vruchtbare stabiliteit.
De praktische vraag is: wie moet in zo’n geval het initiatief nemen? Het is niet altijd logisch dat de grootste partij hierin de eerst aangewezene te zijn. Immers, deze kan juist een sterk politiek belang hebben bij het aansturen op verkiezingen. Wat mij betreft zou het staatshoofd hierin een belangrijke rol kunnen vervullen, in het aanwijzen van een informateur. Het is mijns inziens overigens een ongelukkige aanpassing geweest om de rol van het staatshoofd bij de formaties ongedaan te maken. Zonder Grondwetsherziening is deze rol weggehaald bij het staatshoofd, zonder Grondwetsherziening zou deze rol dus ook weer kunnen terugkomen bij het staatshoofd. Het zou de bestuurbaarheid ten goede komen.
Minderheidsstandpunt
Nog een andere suggestie wil ik tot slot doen om de bestuurbaarheid van ons land in de toekomst te vergroten. Ook al onder hetzelfde motto: wat in Dordrecht kan, moet in Den Haag ook kunnen. In Dordrecht is het mogelijk dat wethouders in het gemeentebestuur een minderheidsstandpunt kunnen innemen. In het landsbestuur is dat veel minder gebruikelijk.
Het Grondwettelijk uitgangspunt (artikel 45) dat de ministerraad de eenheid van het beleid bevordert, wordt in de praktijk vaak zo uitgelegd dat er niet of nauwelijks ruimte is voor minderheidsstandpunten en alle ministers altijd met één mond moeten spreken. Deze praktijk kan partijen met sterk geprofileerde opvattingen kopschuw maken om aan coalities deel te nemen, omdat de prijs daarvoor een grote grijsheid lijkt te zijn.
Natuurlijk is het belangrijk dat het homogeniteitsbeginsel recht wordt gedaan, dat ministers elkaar niet voortdurend voor de voeten lopen of in onderling gekissebis verzanden. Maar een beetje ontspannener hiermee omgaan kan meer lucht geven en meer kleur brengen op de wangen. Voorafgaand aan de vorming van kabinetsstandpunten mogen ministers best iets laten zien van hun persoonlijke opvatting. Ook het innemen van minderheidsstandpunten kan daarbij helpen.
Bij de behandeling van de begroting Algemene Zaken, eerder dit najaar, heb ik namens de SGP de minister-president aandacht voor die ruimte gevraagd. Tot mijn grote verrassing bleek die ontspannenheid mogelijk. Hij zei: ‘Een minister kan aantekening vragen van bezwaar tegen een besluit van de ministerraad. Dan kan de ministerraad ook besluiten dat een minister dat bezwaar bekend kan maken. Er is dus enige ruimte daarbij.’ Ik herinner mij niet dat dit eerder zo expliciet is verwoord.
Het komt er nu op aan dat die ruimte in de praktijk ook genomen wordt!
Ik kom tot een afronding. Deze lezing stond in het teken van de regeerbaarheid van Nederland. Mijn stelling is dat het Nederlandse politieke bestel over een verrassende veerkracht beschikt en ingrijpende veranderingen van het politieke bestel niet nodig zijn. Niettemin blijft het de moeite waard om oog te houden voor mogelijkheden die de regeerbaarheid van ons land in de toekomst kunnen vergroten. Enkele suggesties daarvoor heb ik gedaan, onder het motto: wat in Dordt kan, moet in Den Haag ook kunnen. Laat het weer de regel worden dat de Tweede Kamer de rit uitzit, en ga meer ontspannen om met het homogeniteitsbeginsel in de ministerraad.
Tot slot: nadenken over de toekomst, is nadenken over het politiek bestel waarin de jongeren van nu hun plaats zullen innemen. Daarom ben ik de SGP-jongeren bijzonder dankbaar dat zij een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van deze lezing.
We kunnen lang en breed praten over de structuur van ons politieke bestel. Maar ik zie enorm veel talent en creativiteit bij zoveel jongeren, ook in het bestuur in deze regio. Ik heb er alle vertrouwen in dat het hun gegeven wordt om met schikken en plooien, en met verrassende veerkracht weer nieuwe wegen te vinden in het bestuur van ons land!
De auteur is fractievoorzitter van de SGP in de Tweede Kamer. Dit is de volledige tekst van de Johan de Wittlezing die hij vorige 30 oktober uitsprak in Dordrecht.