Meditatie
Jakobus 5:16b
„Een krachtig gebed van de rechtvaardige vermag veel.”
God kan ook in Zijn kinderen de zonden niet verdragen. Als zij zich voor de Heere niet vernederen, dan kastijdt Hij hen. Als zij het tegen de Heere verzondigen, dan zijn zelfs de tegenspoeden van de rechtvaardige vele, en zij moeten gaan van het vuur in het water. Waarom doet God dat alles? „Opdat zij zich”, zegt God, „tot Mij zouden keren en Mij vrezen, en voor Mijn aangezicht wandelen: als u Mij verlaat, ontvangt u de vloek, maar als u Mij getrouw bent, krijgt u de zegen.” God doet het daarom opdat, als Hij Zijn volk zegent, zij zouden zeggen: Ik heb de Heere lief, en wat zal ik de Heere vergelden voor al Zijn weldaden? (Psalm 116:1, 12) en opdat, als Hij Zijn volk weerstaat, zij op hun knieën zouden vallen, hun schuld bekennen, en God zouden aanlopen als een waterstroom, en Hem smeken om Zijn hulp. Kortom, God doet het opdat zij de hoogheid Gods zouden aanschouwen. De apostel Jakobus doet het ook zo, zoals het in heel de Bijbel begrepen is. Weet u wat de ganse inhoud en de strekking van deze brief is? Het komt hierop neer: er waren bekeerde Joden die christenen geworden waren in de vervolging en verstrooiing. Zij begonnen wat te verflauwen en te bezwijken. Zij begonnen het wat ruimer te nemen. Zij leefden niet zo teer als in het begin.
B. Smijtegelt, predikant te Middelburg
(”Een woord op zijn tijd”, 1761)