Cultuur & boeken

„Mijn rampspoed overtreft mijn hoop”

Titel:

Harry Groenenboom
21 January 2004 12:37Gewijzigd op 14 November 2020 00:53

”Het onvoltooide heden”
Auteur: Alain Finkielkraut (vert. Edu Borger)
Uitgeverij: Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2003
ISBN 90 254 1636 5
Pagina’s: 205 blz., € 22,90. „God heeft een heldere kijk, God ziet alles, maar wij niet. Wij (…) gaan ons weegs in de mist. Beperktheid is ons lot. We zoeken, we tasten rond, zowel nu als vroeger, en niets is zo gevaarlijk als het vergeten van de mist die ons omringt. Niets is zo rampzalig als de illusie van het heldere inzicht. Geen roes is zo verblindend als de absolute zekerheid.” Dit is het uitgangspunt van waaruit de spraakmakende Frans-Joodse denker Alain Finkielkraut (1949) de schijnzekerheden van zijn tijdgenoten bestrijdt.

”Het onvoltooide heden” is een bundel van reflecties naar aanleiding van gebeurtenissen die in het jaar 2001 in het Franse nieuws waren. Finkielkraut presenteert ze in de vorm van een dagboek. Het eerste stukje is gedateerd 4 januari, boven het laatste staat ”Nieuwjaarsdag”. Gezien de Joodse afkomst van de auteur is het niet verbazingwekkend dat hij meermalen de situatie in Israël ter sprake brengt.

Dat gebeurt al meteen in het eerste hoofdstukje. Het jaar 2001 begint voor Finkielkraut met een oproep om uit hoofde van de rechten van de mens het Palestijns-Israëlische conflict als een koloniaal verschijnsel te zien. De rechten van het Palestijnse volk dienen door Israël te worden geëerbiedigd. Hoewel de schrijver het recht van de Palestijnen op een eigen staat erkent, bestrijdt hij deze gedachtegang. De manier waarop hij dat doet, is illustratief voor de manier waarop hij steeds te werk gaat.

Finkielkraut kijkt allereerst naar de feiten. Hij stelt dat de leiders van de Palestijnen zelf een eigen staat hebben geweigerd. Daarmee hebben ze volgens hem laten zien dat ze iets anders verlangen, namelijk een plaats in Israël. Ze willen bij de Joden inwonen. Daarom vindt hij het misleidend de Palestijnse kwestie als een koloniaal verschijnsel te zien. Want koloniale volkeren hebben nooit het bestaansrecht van het moederland in twijfel getrokken, laat staan dat zij het opgaan in het moederland, waarin zij uiteindelijk de meerderheid zouden vormen, op het programma hebben gezet. „Zij eisten geen dubbel lidmaatschap op. Zij wilden niet zowel vertrekken als thuiskomen, zowel definitief afscheid nemen als terugkeren. Ze wedden niet op het paard van de scheiding én van het samenwonen.”

Vervolgens richt hij zich met de volgende woorden tot een categorie mensen die het in zijn boek vaak moet ontgelden: „Maar niets kan onze progressieven van hun stuk brengen. Niets kan hen aan het twijfelen brengen. Om zijn misdaden goed te maken, in de eerste plaats de misdaad ”te zijn ontstaan”, moet Israël zich niet alleen uit de in 1967 veroverde gebiedsdelen terugtrekken, maar ook de soevereiniteit over die van 1948 delen… Hoe moet je die sommatie en de onuitroeibare vijandigheid waarvan zij getuigt bestempelen?”

Zijn de progressieven dan antisemieten? Helemaal niet, ze worden juist gemotiveerd door hun afkeer van het fascisme. Dat leidt tot de volgende conclusie: „De antizionistische razernij wordt dus met antifascistische onverzettelijkheid gecombineerd om de waakzamen van het jaar 1 een dubbele dagorder mee te geven: de verwerping van de Joodse staat integreren in het heldenepos van de mensheid in zijn opmars naar het licht, én meedogenloos de fantomen van het nazisme (…) achtervolgen.” Zo wordt de onmogelijke combinatie van antizionisme en antifascisme aan de kaak gesteld, en de dwaasheid van progressief vooruitgangsgeloof gehekeld. Waarop de verbijsterde uitroep volgt: „Wat een stoutmoedigheid! Wat een gevatheid! Wat een tegenwoordigheid van geest en van hart!”

Opwinding

Verbijstering is de stemming die Finkielkraut in dit boek van zich afschrijft. En woede. Er is veel waarover hij zich opwindt: de simplificaties van linkse en progressieve politici, journalisten en intellectuelen, de banalisering van de cultuur, het gemis aan historisch besef, de opoffering van goed onderwijs aan politiek correcte democratiseringsideeën, het slordig omgaan met de feiten. Erg vrolijk stemt het allemaal niet. De eindconclusie van dit boek kan worden aangeduid met een opschrift boven een van de hoofdstukjes: „Mijn rampspoed overtreft mijn hoop.”

De kracht van dit boek zit met name in de scherpe, doordachte, paradoxale en literaire formuleringen. Niet voor niets kreeg de vertaler een werkbeurs van de Stichting Fonds voor de Letteren. Drie voorbeelden tot slot:

„De hedendaagse samenlevingen geven blijk van zowel wispelturigheid als kuddegeest. Men reageert zoals iedereen en iedereen verandert op hetzelfde moment van waardestelsel. Het gaat om een grillige en lichtzinnige algemene opinie die zwaar op de geest van individuen drukt. Niets ontsnapt meer aan de heerschappij van het kortstondige.”

„Beleefd zijn betekent niet je titels laten gelden, maar je erkentelijk betonen. Het is niet jezelf bevestigen, maar jezelf wegcijferen. Het is niet je op de borst kloppen, maar een buiging maken. Het is niet een heerser, maar een dienaar willen zijn.”

„De moraal zelf roept terreur op, wanneer zij het universum ontdoet van alles wat niet de Ander en zijn vijand is en nooit problemen of dilemma’s maar alleen schandalen op haar weg tegenkomt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer