Ontdekking
Psalm 13:3
„Hoe lang zal ik raadslagen voornemen in mijn ziel, droefenis in mijn hart bij dag? Hoe lang zal mijn vijand over mij verhoogd zijn?”
Is voor u alles verloren? Hebt u zich gevangen moeten geven? Dan moet u dit leren zeggen: „Waar mijn ándere zonden zijn gebleven, daar zullen ook déze blijven!”
Zo heeft ook David gedaan. Hij heeft niet ontkend dat hij koning over Israël was, evenmin gezegd dat het goede dat hij gedaan had niet goed was, maar wél: „Heb ik, de koning, iets gedaan dat niet goed is, laat het ermee mogen gaan als met al mijn andere zonden. Het staat immers vast dat al heb ik van God Zijn gebod ontvangen, ik toch nooit voor Hem rechtvaardig zal kunnen zijn.” En dan is Gods antwoord: „Treed niet met Mij in het gericht, maar leef uit Mijn genade.”
Zo niet, dan vindt de duivel allicht iets wat in je nadeel is. Kijk maar naar wat het oordeel van Christus was over Simon de Farizeeër en over Maria Magdalena, die Hem zalfde (Lukas 7:36). Op eer en vriendschap blijkt Hij niet in het minst acht te slaan, met geen woord heeft Hij gerept over Simons goede daden. Maar Hij zei: „Water om Mijn voeten te wassen hebt gij Mij niet gegeven, en Mijn hoofd hebt gij niet gezalfd met olie.” Zo werd Simon door Christus als een schandelijk zondaar aan de kaak gesteld, hoewel hij toch vol goede werken was, de priesters in ere hield en een gastvrij en behulpzaam mens was.
Maarten Luther, predikant te Wittenberg
(”Preek over Psalm 13”, 1535)