Binnenland

Psychiaters aangeklaagd na schenden vertrouwen

Twee psychiaters van jeugdkliniek Triversum in Alkmaar hebben volgens voormalig SGP-secretaris D. Nieuwenhuis een verslag van een gezinstherapeutisch gesprek bewust gebruikt voor een aangifte wegens ontucht. „Zij hadden een dubbele agenda. Wij zaten daar voor een vertrouwelijk gesprek, maar men wilde een bekentenis.”

Ad Ermstrang
21 January 2004 09:28Gewijzigd op 14 November 2020 00:53

Nieuwenhuis uitte zijn verwijt dinsdag tegenover het regionaal medisch tuchtcollege in Amsterdam. Die boog zich over een klacht van hem en zijn zoon tegen beide psychiaters, die betrokken waren bij de behandeling van zijn dochter. Ook de therapeute is aangeklaagd. Zij zou de stukken onzorgvuldig hebben opgeborgen.

De dochter van Nieuwenhuis was eind jaren negentig in verband met een ernstige stoornis opgenomen in Triversum. De kwestie leidde in 2000 tot vervolging van Nieuwenhuis en later ook van zijn zoon. Aanvankelijk ging het om seksueel misbruik, waarvan de rechtbank hen vrijsprak. Het openbaar ministerie ging in hoger beroep, maar bracht de aanklacht terug tot ontucht. Maandag bepaalde het gerechtshof dat daar evenmin bewijs voor was. De gewraakte rapportage had geheim moeten blijven, aldus het hof. De uitspraak en ook de houding van het tuchtcollege is landelijk van belang bij het onverkort handhaven van vertrouwelijkheid in de spreekkamers van hulpverleners.

Het verslag, opgesteld door psychotherapeute J. J., bleek cruciaal te zijn bij de vervolging. Afgesproken was dat het verslag vertrouwelijk zou blijven. Nadat J. haar gesprekken aan een andere therapeute moest overdragen, legde zij de gegevens in het postbakje van haar baas, psychiater Th. van E. Die overhandigde de stukken vervolgens weer aan de directeur W. W., toen de politie het dossier van de dochter van Nieuwenhuis opvroeg. Dat gebeurde nadat de dochter in overleg met de behandelaars aangifte bij de politie had gedaan.

Het vertrouwelijk verslag stond volgens Nieuwenhuis niet alleen vol fouten. Hij en zijn zoon waren verbijsterd door de inhoud en hadden een toegestuurd exemplaar van een scherp commentaar voorzien. Dat commentaar bleek bij de politie te zijn verdwenen. Het was er door W. afgeknipt. Bovendien was het gesprek bedoeld om de dochter, die er heel slecht aan toe was en vaak in een separeercel verkeerde, te helpen. „Mijn zoon wilde eerst niet komen, maar ging voor zijn zus. „We zijn blij dat je gekomen bent. Het is voor haar een erkenning. Dat je er bent is belangrijker dan wat je zegt”, zo zei de therapeute”, aldus Nieuwenhuis, die Van E. ook beschuldigde van het aanzetten tot de aangifte.

Van E. reageerde geprikkeld. „Ik ben uitermate zorgvuldig omgegaan met het inroepen van politiehulp. Het meisje werd erg agressief toen bleek dat vader en zoon ontkenden. We hebben gezegd dat niet direct aangifte moest worden gedaan zodat een oriënterend gesprek is gevoerd met een agent op de afdeling ernaast. In burger.”

Hij had het commentaar er afgeknipt „omdat daar de handtekeningen van vader en zoon op stonden. Dat deel viel dus niet onder mijn verantwoordelijkheid.”

Zijn advocaat mr. B. F. Nuijens zei echter dat in de kliniek „de verwachting leefde dat een aangifte verbetering in de slechte toestand van het meisje zou kunnen brengen.”

De psychiaters gaven uiteindelijk toe dat ze het verslag beter niet hadden kunnen overhandigen. „Ik had terughoudender moeten zijn, er had een lampje moeten gaan branden”, aldus Van E.

Maar beiden hielden, daarbij gesteund door J., vol dat het vrijgeven van het dossier vooral een zaak was van de dochter. Volgens W. waren vader en zoon in juridisch opzicht geen patiënten en hoefden zij derhalve geen toestemming voor het opheffen van de geheimhouding te geven. „En zonder de gespreksverslagen was het dossier niet meer relevant.”

Dit leidde tot kritische vragen vanuit het tuchtcollege over het handhaven van de afgesproken vertrouwelijkheid binnen de beroepsgroep. Daarvan mag slechts in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken. „Daar had ik geen tijd voor”, aldus W. in antwoord op een vraag of hij de uitzonderingsbepalingen had gelezen. Hij herhaalde „dat het gesprek niet was bedoeld voor waarheidsvinding.”

Nieuwenhuis reageerde emotioneel. „Het kost me ongelofelijk veel moeite om me te beheersen. Als je de verschillende verklaringen, ook uit de strafzaak, naast elkaar legt, wordt er soms verschrikkelijk gelogen.”

Het tuchtcollege doet over acht weken uitspraak.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer