Nood van Koerden bijzonder appel op christenen
De nood van het Koerdische volk is de nood van ons als naaste, stelt ds. G. J. Blankers.
Een immense vluchtelingenstroom is de Syrisch-Turkse grens gepasseerd. Velen zijn zwaar getraumatiseerd. Zij hebben het vege lijf weten te redden. Vele anderen met wie zij zich door hechte familiebanden verbonden weten, zitten vast aan de andere kant van de grens, zijn dikwijls voor hun ogen op gruwelijke wijze omgebracht, vanwege hun vrouw-zijn als slaaf meegenomen of voeren onverschrokken met uiterst beperkte middelen de strijd tegen een monsterachtige vijand.
Deze vluchtelingen worden opgevangen door Koerden aan de Turkse kant van de grens en geherbergd. Een gezin dat aan vier of vijf andere (grote) gezinnen onderdak verleent, is geen uitzondering. Anderen moeten onderdak zoeken in tentenkampen. Ondanks het feit dat dit gebied economisch niet sterk is, toont de bevolking zich ruimhartig. Maar met de winter voor de deur is de nood nijpender dan ooit.
Cheque
Juist voor christenen ligt hier een bijzondere taak. Wij worden geroepen onze naaste lief te hebben als onszelf. Ik wil daar een opmerking bij plaatsen. Ik denk dan aan de wetgeleerde die de Heere Jezus verzoekend de vraag stelt: „En wie is mijn naaste?” Hij stelt deze vraag niet vanuit verlegenheid, maar heeft zelf zo zijn gedachten over wie zijn naaste wel en wie dat vooral niet is.
De Heere tekent dan hoe een man in handen van moordenaars valt en hoe aangrijpend genoeg twee mannen die hun taak hebben in de officiële cultus, hun handen niet willen bevuilen. Dan komt een (door Joden verachte) Samaritaan over dezelfde weg voorbij. Dat wat hij ziet, raakt hem diep. Hij twijfelt geen moment zich te ontfermen, zijn lastdier ter beschikking te stellen, hem in een herberg te brengen, persoonlijk te verzorgen en zelfs een blanco cheque aan de waard te overhandigen, zodat het slachtoffer van zorg verzekerd zal zijn.
Opvallend is, dat de Heere niet vraagt: „Wie is de naaste van de priester, de Leviet, de Samaritaan?” Hij draait het om en zegt: „Wie dan van deze drie dunkt u de naaste geweest te zijn desgenen die onder de moordenaarshanden gevallen is?” De nood van de man maakte de Samaritaan tot zijn naaste. En het was de Samaritaan die zich daaraan niet kon onttrekken, hoe onverwacht dit beroep op hem ook kwam. Ware liefde tot God gaat hand in hand met liefde tot hen die ons tot hun naasten maken. „Weest dan barmhartig, gelijk ook uw Vader barmhartig is” (Luk. 6:36).
Vluchtweg
De nood van het Koerdische volk roept tot ons om ons tot hun naaste te maken. Staan wij bij hen stil en gaan wij door de knieën om hun wonden te verzorgen? Of doen wij dat niet en gaan wij als de priester en de Leviet even kennisgenomen hebbend van de nood aan de overzijde van de weg voorbij?
Er is echter nog iets anders wat ons als christenen eens te meer reden geeft om ons niet afzijdig te houden. Toen naast de jezidi’s ook christenen uit hun woonplaatsen werden verdreven en gevangen op de berg Sinjar zaten, waren het juist Koerdische strijders die hun leven waagden om hen te redden.
Na zware gevechten werd het kordon rond de berg doorbroken en een vluchtweg geopend. Koerdische strijders stelden daarvoor belangeloos hun leven in de waagschaal, terwijl heel de wereld toekeek.
Zorg
Als de rechtvaardigen in Mattheüs 25 verwonderd vragen wanneer zij dan voor Hem hebben zorg gedragen in honger, dorst, vreemdelingschap, naaktheid, ziekte en gevangenschap, antwoordt Hij: „Voorwaar zeg Ik u, voor zo veel gij dit een van deze mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan.” Heeft niet Christus naar Gods eigen Woord Zijn gemeente uit alle volken, en dus ook uit het Koerdische volk?
Daar knielt een Koerdisch meisje met de AK-47 op haar rug bij twee christenvrouwen en een klein kind en geeft hun water. Een Koerdische strijder omhelst een christen die hij waarschijnlijk nooit eerder zag als was het zijn eigen broer. Enkele tientallen jonge mannen en vrouwen dekken hun vlucht uit een christelijk dorp en bekopen hun heldhaftigheid en liefde tot hun christelijke naaste met de dood.
Is dit volk dat door de eeuwen heen reeds zo veel heeft geleden niet juist ook om die tweede redenen onze liefde en zorg meer dan waard?
De auteur is predikant in de Hersteld Hervormde Kerk.