Media versterkten val van Oudkerk
Als een politicus in opspraak komt, stellen de media opeens hoge eisen aan de persoon. Dan moet hij onbesproken zijn en nooit iets hebben achtergehouden. Het feit op zich is dan niet zo erg, maar het feit dat hij iets heeft achtergehouden, wordt hem of haar kwalijk genomen.
Dat stelt P. Vasterman, docent massacommunicatie aan de School voor Journalistiek in Utrecht. Hij promoveert binnenkort op het onderwerp mediahypes.
Vasterman vindt dat de media in de val van Oudkerk een zeer belangrijke rol hebben gespeeld, al wil hij niet spreken van een hetze tegen Oudkerk, „omdat het geen vooropgezet doel is geweest. De voorspelling dat hij in de problemen komt, maakt zichzelf altijd waar als de media zich er massaal op storten.”
Er zit naar zijn idee wel iets dubbels in het journalistiek schrijven over het privé-leven van Oudkerk. „Normaal gesproken schrijf je niet over het privé-leven van de politicus zolang dat geen gevolgen heeft voor zijn of haar politiek functioneren. Als er wel over wordt geschreven, betekent dat meteen een probleem voor zijn politiek functioneren.”
In deze affaire hebben media elkaar versterkt door telkens met nieuwe feiten te komen. Feiten of uitspraken en beschuldigingen waarvan nog niet vaststaat of ze waar zijn. „Daardoor groeide het schandaal en werd het privé-leven van Oudkerk een probleem voor zijn politiek functioneren.”
Politici raken volgens Vasterman steeds sneller in opspraak door berichtgeving in de media. „Zie de affaire-Peper. Het begint vaak heel klein, maar als dan eenmaal de zaak van de grond is getild, gaan werkelijk alle remmen los en wordt de persoon afgebrand. Ook wordt hij nog eens in allerlei andere programma’s belachelijk gemaakt. Oudkerk is nog net niet met pek en veren door de stad gejaagd.”
Volgens de mediadeskundige is het de vraag of de gevolgen wel proportioneel zijn. Er moet, vindt Vasterman, een zekere verhouding bestaan tussen de oorspronkelijke feiten waarmee de zaak begint en de gevolgen. „Ik vind dat die verhouding zoek is. Het gekke is ook dat hem nu zelfs kwalijk wordt genomen dat hij bij zijn aanstelling geen melding heeft gemaakt van een poging tot chantage, terwijl dat helemaal niet nodig was. Het was uiteindelijk geen zaak en bovendien was hij daarin juist het slachtoffer. Je ziet dat als de media op stoom zijn alles negatief wordt uitgelegd. Dat hij op de Theemsweg kwam, wordt dan uiteindelijk de druppel.”
Vasterman vergelijkt de zaak met Fortuyn, van wie bekend was dat hij seksuele contacten had met jongens. De opkomst van de Rotterdammer kreeg volgens hem een positieve draai, waardoor er geen ophef werd gemaakt over zijn seksueel gedrag. „Daaraan zie je dat alles afhangt van het stadium waarin de verontwaardiging hangt. Er wordt met twee maten gemeten. Er worden journalistieke thema’s gemaakt. Na Peper werden een heleboel politici ter verantwoording geroepen over hun declaratiegedrag. Dat thema is nu voorbij. Waarschijnlijk wordt dat nu de komende weken het privé-gedrag van politici en volgen er nog wel een paar verhalen over dit thema.”
PvdA-senator en hoogleraar staats- en bestuursrecht E. Jurgens is bang voor fatsoensrakkerij. „Dat een wethouder naar de prostituees gaat, tast zijn gezag niet aan. Dat is een privé-zaak. Het is niet mijn levensstijl, maar als we op alle slakken zout gaan leggen, keren we terug naar een vorm van fatsoensrakkerij van vijftig jaar geleden”, zei Jurgens dinsdag voor de VPRO-radio.
Jurgens heeft overigens wel begrip voor de afweging van de Amsterdamse PvdA-fractie, gezien de discussie binnen die partij over de tippelzone aan de Theemsweg. Oudkerk heeft zich volgens Jurgens nooit chantabel gemaakt, omdat hij open is geweest over zijn activiteiten en de pogingen hem daarmee in Den Haag te chanteren. Dat de affaire zo dramatisch is afgelopen, is volgens Jurgens wel Oudkerks eigen schuld. „Dat weet je als je dit aan een columnist toevertrouwt.”