IS heeft wortels in Jordanië
De Islamitische Staat (IS) is inmiddels in de hele wereld een begrip. Maar waar komt deze extreem gewelddadige beweging eigenlijk vandaan?
De wortels van IS gaan terug naar 1999. De Jordaniër Abu Musab al-Zarqawi zette de radicale groep Jama’at al-Tawhid wa al-Jihad op. Doel van de extremistische salafist, die eerder een trainingskamp voor jihadisten in Afghanistan had geleid, was de omverwerping van het Jordaanse koningshuis.
Een van de ‘wapenfeiten’ van de beweging was de moord op de Amerikaanse diplomaat Laurence Foley in 2002.
De Amerikaanse invasie in Irak in maart 2003 leidde tot een radicale koerswijziging van Zarqawi en de zijnen. Hij verplaatste zijn operatieterrein naar het Tweestromenland en zwoer in 2004 trouw aan Osama bin Laden. Zarqawi veranderde de naam van zijn groepering in al-Qaida in Irak. De beweging deed regelmatig van zich spreken – vooral door het begaan van wreedheden.
De Amerikanen maakten verbeten jacht op Zarqawi. In 2006 werd de leider van al-Qaida in Irak gedood. De organisatie vormde zich om tot Islamitische Staat in Irak (ISI). De Amerikaanse ”surge” (extra troepen en opvoeren van de strijd tegen terroristen) leidde in de jaren daarna tot een gestage verzwakking van ISI. Ook binnenslands groeide het verzet tegen de extreme gewelddadigheid van de groepering.
In 2010 nam Abu Bakr al-Bagdadi de leiding over ISI over. De voormalige geestelijke wist de capaciteit van de verzwakte groepering binnen korte tijd weer op peil te brengen. Vorig jaar pleegde ISI tientallen aanslagen per maand in Irak.
Intussen had ISI zich ook in de burgeroorlog in buurland Syrië gemengd. Daar opereerde de beweging onder de naam al-Nusra Front, met als doel de Syrische president Bashar al-Assad ten val te brengen.
In april vorig jaar kondigde Bagdadi een ‘fusie’ van zijn groeperingen in Syrië en Irak aan. Onder de naam Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIL) zette hij de strijd in beide landen voort. Een groot deel van het al-Nusra Front was het niet met dit besluit eens en ging afzonderlijk verder. Ook al-Qaida distantieerde zich van ISIL, omdat zelfs zij de gruweldaden die de beweging pleegde te ver vond gaan.
De troepen van Assad brachten ISIL eind vorig jaar gevoelige slagen toe. De beweging zag zich daardoor gedwongen haar werkterrein meer en meer naar Irak te verleggen. Dat land werd op dat moment verscheurd door de groeiende tegenstellingen tussen de door sjiieten geleide regering en de soennitische minderheid. Bagdadi speelde daarop in en wist binnen korte tijd de stad Fallujah in handen te krijgen.
Daarna rukte de beweging in ijltempo op. Afgelopen juni viel de Noord-Iraakse stad Mosul en ook in Syrië verwierf ISIL de controle over uitgestrekte gebieden. Net voor de zomer riep de groepering een islamitisch kalifaat in de veroverde regio’s uit en veranderde haar naam in Islamitische Staat (IS).
De grote vraag is intussen waarom IS zó snel kon oprukken. Een regulier leger moet doorgaans na een verovering eerst de gelederen weer sluiten en de controle over een gebied consolideren door het bestuur over te nemen. Dat kost manschappen en hindert een snelle volgende opmars.
Bij IS ging het anders. Enerzijds boezemt de beweging door haar extreme gewelddadigheid een dermate grote angst in dat veel inwoners al op voorhand op de vlucht slaan.
Anderzijds sluiten veel sympathisanten zich gedurende de opmars van IS spontaan als strijders aan. Ook melden zich nog altijd honderden jihadisten uit de hele wereld aan om de IS-gelederen te versterken. Hoewel de schattingen over het totale aantal IS-strijders (tussen de 20.000 en de 31.500) uiteenlopen, wordt er algemeen van uitgegaan dat meer dan de helft van hen uit het buitenland afkomstig is.
Als een dorp of stad onder de voet gelopen is, zorgt IS ervoor dat de bevolking zo snel mogelijk van haar afhankelijk is. Daarvoor neemt de beweging de controle over de eerste levensbehoeften over. Voedsel, water en brandstof gaan op rantsoen en kunnen alleen via IS worden verkregen.
De luchtaanvallen van een door de Amerikanen geleide internationale coalitie –inclusief de inzet van Nederlandse F-16’s– hebben de schijnbaar onstuitbare opmars van IS enigszins tot staan gebracht. Maar van een overwinning op de beweging is nog allerminst sprake.
Niet voor niets liet de Amerikaanse president Obama twee maanden geleden al weten dat de strijd tegen de Islamitische Staat mogelijk wel drie jaar kan duren.
Intussen is iedereen er ook wel van overtuigd dat alleen de inzet van grondtroepen het échte verschil kan maken in de strijd tegen IS. Maar daar zijn alle partijen in de internationale coalitie vooralsnog erg huiverig voor.
Los daarvan betekent een militaire overwinning op IS nog niet de uitroeiing van het fenomeen gewelddadig islamitisch extremisme. Dat zal –in een andere vorm en hoedanigheid– ongetwijfeld steeds elders weer de kop opsteken.
Hoe sterk is IS?
De schattingen van het aantal strijders dat actief is voor de Islamitische Staat lopen uiteen. De inlichtingendiensten van de Verenigde Staten houden het op circa 31.000 man.
Zeker is dat zo’n beetje de helft van die strijders niet uit Irak of Syrië komt. Uit maar liefst 81 landen hebben zich jihadisten bij het IS-leger gemeld. Zo’n 2500 van hen komen uit westerse landen, waarbij Frankrijk vooralsnog hofleverancier is.
Aan wapens heeft IS geen gebrek. Te beginnen met het traditionele kalasjnikovgeweer. Maar de beweging beschikt ook over zwaarder geschut: machinegeweren, buitgemaakte tanks, draagbare luchtdoelraketten en door de Amerikanen achtergelaten Humvees en gepantserde voertuigen.
Geldstromen
Aanvankelijk kreeg de Islamitische Staat veel financiële steun vanuit de Arabische Golfstaten. Inmiddels is IS uitstekend in staat zichzelf te bedruipen.
De Islamitische Staat haalt dagelijks tussen 1 en de 3 miljoen dollar aan inkomsten binnen. Die fondsen komen voornamelijk van een aantal olievelden en raffinaderijen die IS in Irak en Syrië heeft veroverd. Ook heft IS belasting van burgers in veroverde gebieden.
Die fondsen maken dat IS vrijwel ongelimiteerd wapens, munitie en ander oorlogstuig kan aankopen.
Veel van de oostelijke olievelden in Syrië zijn inmiddels in handen van IS. Afgelopen zomer nam de organisatie de controle over van het grootste olieveld in Syrië, Omar. Op hoogtijdagen produceerde Omar 30.000 vaten per dag; inmiddels is dat aantal tot een derde geslonken. Maar nog altijd levert het IS dagelijks honderdduizenden dollars aan inkomsten op.
In Irak veroverde IS eveneens een reeks olievelden, onder andere in Koerdisch gebied. Dat levert de Islamitische Staat naar schatting 1,2 miljoen dollar per dag op.
De internationale coalitie tegen IS bombardeert om die reden dan ook met enige regelmaat olievelden die onder beheer van IS staan, in een poging de beweging van haar inkomsten te beroven. Wat de gevolgen van die verwoestingen voor de toekomst zullen zijn, blijft intussen de vraag. Vooralsnog heeft Saudi-Arabië zijn productie fors opgeschroefd om in de wereldwijde behoefte aan olie te blijven voorzien.
Hoe steekt de leiding in elkaar?
Hoewel IS voor de buitenwereld een „zootje ongeregeld” mag lijken, gaat achter de beweging een strakke organisatie schuil.
Spil in het geheel is Abu Bakr al-Bagdadi (1971). Hij riep zichzelf op 29 juni uit tot kalief van de Islamitische Staat (IS). Bagdadi was eerder leider van al-Qaida in Irak en wordt verantwoordelijk gehouden voor diverse aanslagen en andere terroristische activiteiten in het Tweestromenland.
Bagdadi wordt bijgestaan door twee plaatsvervangers, die respectievelijk voor Syrië en Irak verantwoordelijk zijn. Daarnaast heeft de IS-leider zich met een kleine kring naaste adviseurs omringd, die hem helpen bij het nemen van besluiten die variëren van het opdragen tot executies tot het beslechten van religieuze geschillen.
Onder Bagdadi functioneert een ‘kabinet’. Dat orgaan kent managers die gaan over zaken als financiën, veiligheid, media en rekrutering.
Nog weer een niveau lager zwaait een dozijn lokale leiders de scepter over regionale afdelingen in Irak en Syrië. Velen van hen waren officier in het leger van de Iraakse oud-dictator Saddam Hussein.
Mediabeleid
Onlangs publiceerde de Belgische krant De Standaard een lijst met regels waaraan journalisten zich moeten houden als ze over de Islamitische Staat (IS) wensen te berichten.
De kern van het mediabeleid van IS is: houd je strikt aan de regels. Afwijking zal ertoe leiden dat de desbetreffende journalist „ter verantwoording zal worden geroepen.” Wat dat inhoudt, hebben de diverse onthoofdingsvideo’s inmiddels duidelijk gemaakt.
IS behoudt zich overigens het recht voor de mediaregels op elk gewenst moment te wijzigen. De verslaggever die het waagt op IS-grondgebied te opereren, zal zich dus van uur tot uur op de hoogte moeten stellen van het op dat moment geldende beleid.
En –niet te vergeten– regel nummer één: elke journalist die vanuit de zelf uitgeroepen Islamitische Staat verslag wil doen, moet trouw zweren aan het nieuwe kalifaat.