Rector Van der Zweep over de doodslag op een leerling
Een 15-jarige leerling van het Corbulo College in Voorburg werd vorige week vrijdag doodgestoken. Het slachtoffer wordt vandaag begraven. De schoolgemeenschap reageerde geschokt, zegt interim-directeur K. B. (Kees) van der Zweep (56). „Het is de ingrijpendste gebeurtenis in mijn 34-jarige onderwijsloopbaan.”
toen
Sinds vorig jaar augustus werk ik vier dagen per week op het Corbulo College in Voorburg, een interconfessionele vmbo-school met een afdeling techniek en een afdeling handel en administratie. Vrijdag is mijn vrije dag. Ik zat thuis in Den Haag met mijn zoontje van tweeënhalf te spelen; onze dochter van vier was naar school. Toen de telefoon rinkelde, liet ik hem gaan, maar hij ging direct weer. Ik kreeg een adjunct-directeur aan de lijn die zei: „Er is iets ernstigs gebeurd; ik sta te trillen op mijn benen.” Hij vertelde kort wat er was gebeurd en dat er paniek was. Kom naar school, was het verzoek.
Ik rende naar de buurvrouw en vroeg haar op m’n zoon te passen. Toen ik per auto in Voorburg arriveerde, had de politie de ”plaats delict” afgezet vanwege sporenonderzoek. Op school heerste ontreddering, verwarring. Men was geschokt.
In de grote pauze mogen leerlingen het plein af, het winkelcentrum in. Aan het begin van die pauze, om 13.15 uur, was Wesley, leerling van de derde klas, net buiten het schoolterrein in zijn nek gestoken met een mes. Bloedend liep hij de school in, ondersteund door medeleerlingen. Binnen namen docenten hem over. In een kantoorruimte is hij op de grond gelegd. Toen hij buiten bewustzijn raakte, hebben enkele docenten met BHV-ervaring hem minutenlang gereanimeerd, tot de politie en een traumahelikopter arriveerden. Het heeft helaas niet mogen baten.
De 16-jarige dader, Anthony D., is weggerend en heeft een vriendin gebeld. Haar moeder bracht hem terug naar school, waar hij is aangehouden.
Ondertussen hadden de twee adjunct-directeuren het ontruimingsplan in werking gesteld: alle leerlingen moesten naar het plein. Daar werd kort meegedeeld dat er iets vreselijks was gebeurd en daarna werden de leerlingen naar huis gestuurd.
Die middag waren we als docenten bijeen om elkaar te steunen. We waren in shock; het was emotioneel. We voelden ons verslagen. ’s Avonds is alles geregeld voor een bijeenkomst voor alle leerlingen en hun ouders op zaterdagmiddag.
nu
Leerlingen en ouders kwamen naar school om stil te zijn, elkaar te troosten, het condoleanceregister te tekenen en de gedenkplek te bezoeken die we hadden ingericht.
Op maandagmorgen waren alle docenten om acht uur op school om door een deskundige geïnstrueerd te worden: welke vragen kun je verwachten en hoe ga je met emoties van leerlingen en van jezelf om.
Om tien uur ontvingen we de leerlingen in de aula. Dat was heel spannend. Samen hebben we een minuut stilte gehouden. Dat was een van de indrukwekkendste momenten in mijn loopbaan. Driehonderd leerlingen –99 procent ervan zijn jongens–, echte pubers, maar het was muisstil. De een uitte daarna verdriet, de ander was meer in zichzelf gekeerd.
Met hun mentor gingen de leerlingen naar de klas. Daar hebben ze verder gepraat, soms met een hulpverlener erbij. Boosheid hebben we weinig gezien. De leerlingen vinden het zielig, voor het slachtoffer én de dader.
Bij sommige leerlingen merk je angstgevoelens op. Anderen wilden al snel overgaan tot de orde van de dag; ook dát is een vorm van verwerking. Na de pauze zijn we het normale rooster weer gaan volgen. Dat was ons ook geadviseerd: voor de verwerking hebben jongeren structuur nodig. Het achtste en het negende uur lieten we echter vervallen, want we merkten dat veel leerlingen minder energie hadden.
Maandagavond was er een informatiebijeenkomst voor de ouders. Alle bijeenkomsten zijn waardig verlopen. Uit reacties merk ik dat men het warm en indrukwekkend vond.
straks
De hele week was er hulp beschikbaar, en tijdens de herfstvakantie is die er ook, bijvoorbeeld als een jongere niet slaapt of angstig is.
Ondertussen heb ik een briefje op mijn bureau liggen dat me er steeds op wijst wie het momenteel het zwaarst hebben: de familieleden van Wesley. Maar ook de ouders van de verdachte zijn zwaar getroffen. Beide jongens woonden bij hun moeder. Je hebt in zo’n week het gevoel geleefd te worden, want je moet veel regelen en ondertussen docenten en leerlingen in het oog houden. Maar ik moet vooral niet vergeten hoe erg dit voor de direct betrokkenen is.
Het was heel moeilijk dat we als directie met beide families geen contact mochten hebben, want de politie nam alle woordvoering over. Je hebt het gevoel dat zo’n moeder kan denken: De school belt al als mijn kind een keer te laat komt, terwijl ze nu niets van zich laten horen. Maar het mocht niet.
Er wordt gezegd dat de verdachte voortdurend geïntimideerd werd en daardoor tot zijn daad kwam. De politie en de inspectie onderzoeken dat, en ook de rol van de school daarin, dus daar kan ik niets over zeggen. Er is honderd procent toewijding om deze leerlingen te vormen voor het leven, maar –zoals overal– er is geen honderd procent positief resultaat. Ik heb op tientallen scholen gewerkt en op al die scholen kwam pesten in meerdere of mindere mate voor. Zeker de laatste jaren hebben scholen –ook wij– veel werk gemaakt van de bestrijding ervan, want langdurig pesten kan jongeren kapotmaken.
Van scholen uit het hele land krijgen we steunbetuigingen. Ze schrijven: Dit had ook bij ons kunnen gebeuren. Elk jaar ontvangen we in november groepen van twaalf basisscholen om hen met de technieklessen te laten kennismaken. Al deze scholen hebben spontaan gemeld dat ze gewoon komen.
Als directielid moet je in zo’n week voortdurend schakelen tussen je plicht om veel te regelen en je gevoel. Ik had steeds de gedachte: Je zou als vader of moeder toch maar het doodsbericht van je kind krijgen…