De PvdA wil dat er in het ruimtelijk beleid van de komende decennia een strikte scheiding komt tussen landelijke en stedelijke gebieden. Minister Pronk moet daarom nog duidelijker aangeven wat het Rijk voor de lange termijn als landelijk gebied beschouwt. Daarin moet ruimte zijn voor water, voor natuur, 23 nationale landschappen en open ruimte. In deze gebieden mag slechts mondjesmaat worden gebouwd.

Wat er dan overblijft, zijn zogenaamde bundelingsgebieden voor verstedelijking. Daarin is ruimte voor wonen, werken, infrastructuur en stedelijk groen. De PvdA-kamerleden Duivesteijn en Depla vinden de plannen van de minister op deze punten te vaag, zo bleek gisteren tijdens een conferentie van de partij in Nijmegen.

Duivesteijn en Depla vinden verder dat de minister, die een partijgenoot van hen is, de uitwerking van de ruimtelijke plannen moet overlaten aan de regio’s. Het Rijk moet wel duidelijk de kaders vaststellen. Om die uitwerking gestalte te geven, moeten gemeenten die in ruimtelijk opzicht onder dezelfde rijksnormen vallen, per regio zogenaamde gebiedsautoriteiten vormen.

Deze nieuwe bestuursvorm, speciaal voor de ruimtelijke ordening, moet de visie van de betrokken gemeenten voor de eerste tien en voor de eerste dertig jaar opstellen. Het plan voor de eerste tien jaar moet vergezeld gaan van een uitvoeringslijst met concrete projecten en bijbehorende financiering.

Duivesteijn en Depla zijn het ook niet eens met Pronks benadering van de Randstad. De bewindsman ziet de stedelijke ring rondom het Groene Hart als een Deltametropool. De PvdA vindt de benadering van de Randstad als een metropool een maatje te groot. De kamerleden vinden dat Pronk uit moet gaan van een zuidvleugel (Rotterdam, Delft, Den Haag) en van een noordvleugel (Amsterdam, Schiphol, Haarlem). Door die benadering blijven er nog enkele grote openingen van het Groene Hart naar andere delen van het land.

In maart debatteert de Tweede Kamer met Pronk over de Vijfde Nota.