Commentaar: Herschikking in omroepland gaat ten koste van religie
Het omroepbestel gaat grondig op de schop. Staatssecretaris Dekker van Cultuur wil een einde maken aan het monopolie van de huidige acht omroepen. Nieuwe televisiemakers die in staat zijn creatieve programma’s te maken, moeten rechtstreeks toegang krijgen tot de publieke omroep.
De staatssecretaris wil dat de publieke omroep, betaald met overheidsgeld, zich meer gaat onderscheiden van de commerciële zenders. Daarom moet hij deels andere programma’s gaan uitzenden, die meer publieke waarde hebben. Zo vindt Dekker dat het aanbieden van amusementsprogramma’s geen zaak is van de publieke omroep. Die moet informatie, educatie en cultuur bieden.
Dat de staatssecretaris stopt met het subsidiëren van vermaak en verstrooiing, is positief. De vraag is wel hoe ruim of streng hij de grenzen trekt. Bedoelt hij alleen programma’s met een lege of zelfs platvloerse inhoud? Of moet de NPO ook stoppen met het uitzenden van sportevenementen? Niemand kan ontkennen dat deze uitzendingen vallen onder de categorie vermaak. Als ze dan al moeten worden uitgezonden, laat dit dan gebeuren door de commerciële zenders. Het publiek wil er vast en zeker voor betalen. Jammer is dat de brief van de staatsecretaris geen duidelijkheid schept over het uitzenden van sportwedstrijden.
Een belangrijke vraag is ook welke plaats de staatssecretaris toekent aan programma’s met een religieuze inhoud. Er zijn zeker vragen te stellen bij het geestelijk gehalte van veel godsdienstige programma’s. Maar het is wel symptomatisch dat de staatssecretaris op geen enkele wijze spreekt over de plaats van religie in de toekomstige structuur van de publieke omroep.
Voor veel bewindslieden en politici hoort godsdienst tot het privéterrein van de burger en moet de overheid daarvoor geen euro uitgeven. De taxatie van moderne politici dat religie geen noemenswaardige betekenis heeft in het publieke domein, is het meest onthutsend.
Ook al heeft een belangrijk deel van de gereformeerde gezindte bezwaren tegen het werk van christelijke omroepen, de gedachtegang die achter dit beleid van de staatssecretaris schuilgaat, is verontrustend.
Dat klemt temeer omdat het terugdringen van het aandeel van de bestaande omroepen ook betekent dat bijvoorbeeld de EO minder zendtijd krijgt. Het gevolg is dat luisteraars en kijkers minder horen en zien van algemeen christelijke waarden, zoals het geloof in God, de waarde van de zondag en de beschermwaardigheid van het leven. Dat is verlies.
In het verleden is wel door opinieleiders binnen reformatorische kring gezegd niet mee te kunnen werken aan een omroep als de EO omdat die diende te voldoen aan de regels van het omroepbestel. Daarom moest deze omroep ook (amusements)programma’s maken die vragen en bezwaren opriepen.
Nu het omroepbestel opengebroken wordt, is in formele zin het bezwaar van destijds weggevallen. Maar gezien het feit dat de NPO de regie gaat voeren over het toelatingsbeleid, waarvoor de minister de kaders zal stellen, valt te vrezen dat er nog minder dan voorheen ruimte zal zijn voor een christelijk geluid in de ether.