Jan van Reenen presenteert nieuwste jeugdboek op Steenblokschool in Goes
GOES. Stel: een dominee zegt iets, en Gods Woord leert daar iets anders over – wat is er dan belangrijker? De leerlingen van de Dr. C. Steenblokschool in Goes weten het antwoord wel. „Gods Woord!”
„Heel goed”, zegt auteur Jan van Reenen. „Daar moeten jullie altijd aan vasthouden. Gods Woord is het belangrijkst. Belangrijker ook dan wat een dominee zegt of, zoals in de zestiende eeuw, de paus.”
Op de Steenblokschool presenteerde uitgeverij De Ramshoorn in Goes vrijdagmiddag Van Reenens nieuwste boek, ”Calvinisten van het eerste uur”. Het gaat over Roeland, een jonge vleeshouwer uit Gent, die op een dag –letterlijk– in aanraking komt met Liesbette, „een lief meisje met een rood kapje.” Samen maken zij, uiteindelijk, „de goede keus.”
„Hier op school vinden we lezen belangrijk én geschiedenis belangrijk”, zegt directeur Sjaco de Nooijer. „Vanmiddag gaat het over beide.”
Jan van Reenen, tot elf jaar terug groepsleerkracht op de Dr. C. Steenblokschool in Veenendaal –„die is wel wat groter”–, schreef inmiddels zo’n dertig kinder- en jeugdboeken. Het idee voor zijn jongste pennenvrucht ontstond vijf jaar geleden, vertelt hij, toen hij voor deze krant enkele reportages maakte in België, naar aanleiding van 450 jaar Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Op het scherm toont de schrijver een aantal foto’s, van het Veerleplein in Gent onder andere. „Hier werden de ketters terechtgesteld. Hier werden mensen verbrand omdat ze in de Heere geloofden.”
Zulke dingen gebeuren trouwens nog steeds, zegt hij. „In Nigeria staan mannen met een geweer bij de kerk. „Word je moslim? Nee? Dan word je neergeschoten.” Je mag je best weleens afvragen: „Zou ik zo dapper zijn?””
Van Reenen laat ook een paar illustraties uit zijn boek zien, van de hand van Rino Visser. „Dit zijn ze, Roeland en Liesbette. Vinden jullie haar knap?” Gegniffel. Een jongen steekt zijn vinger op. „Nee”, is zijn antwoord. De schrijver kan het nog wel wat begrijpen ook. „Vandaag hebben we toch weer andere gedachten over wat mooi is, knap is, dan toen.”
Vier leerlingen –Mattijn, Niek, Laurene en Mathilde– mogen een stukje uit het boek voorlezen. Niek, op z’n allerspannendst: „Hij –Roeland– sluit zijn ogen, omdat hij dit gedoe niet langer wil aanzien. Hoe durven ze, die rabauwen, heiligschenners, belialskinderen, ploerten, fielten, duivelskinderen! Het lichaam van Christus vertrappen! Schandalige schurken! Zijn vuisten ballen zich. Zijn lichaam begint te trillen van verontwaardiging. En toch doet hij niets.”
Het gaat over de Beeldenstorm, dat is duidelijk.