Zekerheid bestaat niet in pensioenenland
De Tweede Kamer buigt zich maandag over de nieuwe, strengere regels voor pensioenfondsen. Hoewel er de nodige weerstand is vanuit de sector, ziet directeur David van As van bpfBouw, het pensioenfonds voor de bouwsector, zowel plus- als minpunten. „Al met al vind ik dit pakket vrij evenwichtig.”
Met de nieuwe spelregels die volgend jaar ingaan, wil staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken) voorkomen dat pensioenfondsen opnieuw in grote problemen raken bij economische tegenwind. De afgelopen jaren kwamen veel fondsen met hun dekkingsgraad –die de verhouding aangeeft tussen hun beleggingen en hun schulden– onder water te staan, waardoor voor veel burgers het pensioen al jarenlang niet is geïndexeerd (meegestegen met de inflatie). Een groot aantal fondsen moest zelfs voor het eerst in de historie korten op de al toegezegde uitkeringen.
Van As, die voordat hij in 2011 directeur werd van het bestuursbureau van bpfBouw, bij DNB toezicht hield op de grotere pensioenfondsen, is, met kanttekeningen, positief over het wetsvoorstel.
Waarom?
„De nieuwe regels maken het pensioenbeleid minder afhankelijk van dagkoersen. Bij de vraag of fondsen er goed voor staan, wordt straks gekeken naar de gemiddelde dekkingsgraad over de laatste twaalf maanden. Daardoor kan niet, zoals nu, de rentestand aan het eind van het jaar plotseling leiden tot rigoureuze maatregelen. Dit is een gezonde manier van kijken, die bovendien goed is voor de stabiliteit in Nederland.”
Onder meer het CDA roept ertoe op om fondsen toe te staan de pensioenen toch wat sneller te kunnen indexeren. Terecht?
„Iedere grens is arbitrair, maar de eis die het kabinet stellen wil om indexatie pas toe te staan bij een dekkingsgraad vanaf 110 procent vind ik niet onterecht. Wanneer je als fonds vandaag iets uitdeelt, moet de kans minimaal zijn dat je dit morgen weer terug moet draaien. Je moet zoiets dus gewoon niet te snel doen. Bij een dekkingsgraad van 105 procent, waar het CDA de grens wil leggen, zit je in mijn ogen echt nog wel in de gevarenzone. We hebben onlangs gezien dat, ik noem geen namen, sommige fondsen de neiging hebben om als het even wat beter gaat direct de pensioenen weer te verhogen. Korte tijd later zakten ze echter alweer door het ijs. Je hebt drempels nodig. Anders gaan mensen te hard rijden.”
Over welk onderdeel van de nieuwe wet bent u minder enthousiast?
„Bijvoorbeeld de strenge regels voor de zogenoemde inhaalindexatie. Zelfs wanneer je er qua dekkingsgraad heel behoorlijk voor staat, mag de inflatiecorrectie, waar je in eerdere jaren noodgedwongen van moest afzien, straks nog slechts in héél kleine stapjes worden bijgeplust. Het inlopen van je achterstand duurt dan wel erg lang. Dat is vervelend, want ook wij hebben al zo’n 10 procent aan misgelopen indexatie. Hoewel dat geen korting is op het pensioen, is het effect op de koopkracht hetzelfde. Ik zou zeggen: spreek een minimale dekkingsgraad af waarboven fondsen vervolgens zelf mogen bepalen of en in welke mate ze inhaalindexatie willen toepassen.”
Hier kan er dus toch een drempel weg?
„Om die analogie te gebruiken: bepaalde verkeerssituaties vragen om drempels, maar deze ligt hier verkeerd. Het is hetzelfde als wanneer je op een mooi, ruim wegdek, waar het zicht bovendien uitstekend is, mensen forceert om 30 kilometer per uur te rijden. Dan gaat juist iedereen in de fout! Meer in de breedte zou ik de politiek daarom ook willen vragen om niet altijd alles maar dicht te timmeren met toezichtsregels, die soms zelfs tegenstrijdig zijn. Stel heldere normen op, maar laat fondsbesturen wel vrij om zelf, maar dat dan wel transparant, keuzes te maken. Het is de primaire taak en verantwoordelijkheid van het bestuur van pensioenfondsen om daarbij recht te doen aan álle deelnemers, dus zowel jongeren als ouderen. Daarop mag je dat bestuur dan uiteraard stevig aanspreken. Dus niet: hier moet u exact 21,5 kilometer per uur rijden. Maar: hoe haalt u het in uw hoofd 50 te rijden vlakbij een uitgaande school met jonge kinderen!”
Tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer stelde een van uw collega’s onlangs dat het kabinet de suggestie wekt pensioenen zekerder te maken. Dit zou echter slechts schijnzekerheid zijn. Eens?
„Ik begrijp dat wel. De toekomst valt niet te voorspellen. Daarvoor is er te veel onzekerheid. Denk aan alle potentiële brandhaarden die de economie kunnen raken, de arbeidsmarkt die verandert, mensen die steeds ouder worden… De relatieve zekerheid van vroeger is er niet meer en we moeten ook niet de illusie wekken dat dit wel zo is. Het kabinet lijkt die zekerheid soms toch te suggereren.”
Er gaan de laatste tijd stemmen op om, zoals onder meer door de RMU bepleit, mensen de kans te bieden hun hypotheek af te lossen met pensioengeld. Goed idee?
„Dat voorstel is inmiddels van alle kanten bekeken. Het klinkt sympathiek, maar doorrekeningen laten zien dat het niet zo gunstig of simpel is als wellicht was gehoopt. Ik begrijp dat het aflossen van de eigen woning emotioneel dichter bij de waardebeleving van mensen ligt dan een door een pensioenfonds beheerde gespreide beleggingsportefeuille. Toch wordt met die beleggingsportefeuille vaak een fors hoger rendement gehaald, waardoor je pensioen later behoorlijk kan tegenvallen als je hier geld uit weghaalt. Maar als mensen willens en wetens pensioengeld in hun huis willen steken, is dat een keuzevrijheid waarvan de consequenties uiteraard wel helder voorgespiegeld moeten worden. Dat hoort bij zorgplicht. De roep om keuzevrijheid wordt sowieso onmiskenbaar groter. Net zoals deelnemers zelf ook de aannemer kunnen kiezen voor de bouw van hun dakkapel, zijn er geluiden om ook zelf te kunnen kiezen bij welk pensioenfonds men zich wil aansluiten. Dergelijke discussies maken nu deel uit van de nationale pensioendialoog die het kabinet momenteel voert met de samenleving. De veranderingsbereidheid die ik omtrent dit soort vraagstukken zie bij mijn collega’s, is groter dan vaak van de pensioensector wordt verondersteld. Grote stappen moeten echter niet overhaast en ondoordacht worden gezet. Het zou ook vreemd zijn wanneer met een pot geld met 1200 miljard euro, waarmee al decennia geen wilde bewegingen zijn gemaakt, plots opeens van alles mogelijk is.”
Minder snel gekort, minder snel verhoogd
Het kabinet wil dat pensioenfondsen vanaf 2015 hogere buffers aanhouden, om zo te voorkomen dat er bij schokken op de financiële markten opnieuw moet worden gekort op de pensioenuitkeringen. Wel mogen onder de nieuwe regels kortingen bij tegenvallers worden uitgesmeerd over een veel langere periode (tien jaar). Keerzijde is dat ook meevallers minder snel mogen worden uitgegeven, waardoor de mogelijkheden voor het in de pas laten lopen van de pensioenen met de lonen beperkter worden. Critici, zoals de Pensioenfederatie (de koepel van pensioenfondsen) en verschillende oppositiepartijen, vrezen dat hierdoor de koopkracht van gepensioneerden op termijn steeds verder achteruit zal gaan. DNB en het Centraal Planbureau stellen echter dat wanneer er in goede tijden minder wordt uitgedeeld en tegelijk in slechte tijden minder wordt gekort, dit per saldo evenwichtig uitpakt voor zowel jongeren als ouderen.