Fliedner vroeg geen ”nonnengelofte” van diaconessen
Als een Duitse koopmansvrouw in 1866 haar ontwerp voor de wandplaat ”De brede en de smalle weg” maakt, krijgt het diaconessenhuis een ereplaats op de smalle weg. Daarmee doelt ze op een actuele ontwikkeling, ondenkbaar zonder de pioniersarbeid van de lutherse predikant die als grondlegger van het diaconessenwerk wordt beschouwd: Theodor Fliedner (1800-1864). Anderhalve eeuw geleden overleed hij.
In 1823-24 onderneemt de jonge Duitse predikant Theodor Fliedner een zogenoemde collectereis: hij wil in Nederland en in Engeland proberen geld in te zamelen voor zijn kleine kerkelijke gemeente in Kaiserswerth bij Düsseldorf. Dat lukt. Tijdens de lang uitgelopen reis doet Fliedner echter ongedachte ervaringen op, waarvan er sommige bepalend zijn voor zijn verdere leven. Vooral in geestelijk opzicht wordt de reis onvergetelijk, want in Nederland brengt God hem tot de hartelijke erkenning dat het rationalisme hem niet kan redden, maar wel het bloed van de Middelaar Jezus Christus.
Initiatieven
Terug in Kaiserswerth probeert Fliedner na te volgen wat hij in de rest van Europa aan praktisch christelijke inzet gezien heeft. Allereerst het werk van de quaker Elizabeth Fry, die in Londen ingrijpende, broodnodige hervormingen in het gevangeniswezen had weten te bewerkstelligen. Geestelijke en materiële hulpverlening aan gevangenen, opvang (reclassering) van vrouwelijke ex-gevangenen, een ziekenhuisje, een kleuterschooltje in het tuinhuis van de pastorie, een onderwijzersopleiding voor jonge meisjes, een weeshuis – er lijkt bij Theodor Fliedner geen einde te komen aan de initiatieven om de naaste in nood diaconale hulp te bieden. Al vroeg beseft hij ook dat zijn werk meer structuur moet krijgen, wil het niet beperkt blijven tot zijn naaste omgeving. Hij gaat diaconessen opleiden, niet alleen voor Kaiserswerth, maar voor heel Duitsland. Samen met zijn vrouw brengt hij in januari 1839 de eerste twee in Kaiserswerth opgeleide en zojuist ingezegende diaconessen naar het Bürgerkrankenhaus in Elberfeld. In snel tempo vinden vervolgens diaconessen hun weg naar Duitse en zelfs buitenlandse ziekenhuizen, of naar het werk in de ‘wijk’, ter overname of verbetering van bestaande, vaak weinig deskundige verpleeginitiatieven.
Aanzoek
De grote en gevarieerde hoeveelheid werk die Fliedner op zich genomen heeft, zou ondenkbaar zijn zonder de hulp van zijn vrouw Friederike Münster (en later zijn tweede vrouw Caroline Bertheau). In zijn lange aanzoeksbrief aan Friederike had hij haar er al op gewezen dat zij als vrouw van een predikant „meer voor anderen dan voor zichzelf zou hebben te leven en te zorgen.” Maar geen van beiden kon toen voorzien wat een taken haar wachtten als echtgenote, domineese, moeder van een groot gezin, directrice (”moeder”) van het diaconessen-moederhuis en zielzorgster-vertrouwensfiguur voor de meisjes in opleiding.
Kortom, een vrouw die zich helemaal inzette voor de idealen van haar man. Niet altijd kritiekloos: de ”Instructie voor de directrice van het diaconessen-moederhuis” die Fliedner geschreven had, werd door Friederikes opmerkingen een stuk praktischer. Hier kwam haar vroegere werkzaamheid in een inrichting voor verwaarloosde meisjes goed van pas. De veelheid aan taken heeft de harmonie en de liefde tussen de echtelieden geenszins geschaad. Evenzo ging het in Fliedners tweede huwelijk. Caroline Bertheau, afkomstig uit een hugenotengeslacht, had kennelijk een wat volgzamer karakter, maar was niet minder toegewijd dan Friederike.
Verveling
Niet alleen de noodzaak van diaconaal werk stond Fliedner voor ogen. Hij zag ook dat het mes aan twee kanten kon snijden. In zijn tijd werd het niet gepast geacht als een jonge vrouw die (nog) niet tot een huwelijk gekomen was, een zelfstandig beroep zou uitoefenen. Zulke jongedames kregen in het mooiste geval een betrekking als gezelschapsdame, soms een taak in de eigen familie. Heel vaak kwam het echter niet tot een zinvolle tijdsbesteding en dreigde het spook van de verveling. Dat zag Fliedner om zich heen, in toenemende mate zelfs in deze tijd van beginnende industrialisatie, maar ook veel tijdgenoten, zoals ds. Antoine Vermeil bij zijn werk in Bordeaux en later Parijs, Florence Nightingale en anderen.
Iemand als de Ierse christelijke auteur Deborah Alcock zag de oplossing voor dit probleem vooral in vorming, en heeft het zelfrespect van tal van jonge vrouwen bevorderd met door haarzelf gegeven, breed opgezet volwassenenonderwijs. Fliedner had met name oog voor het prachtige werk dat jonge vrouwen en weduwen als medisch en geestelijk toegeruste diacones konden doen.
De diaconessenopleiding in Kaiserswerth krijgt grote bekendheid en Fliedner wordt, ook in regeringskringen, steeds meer erkend als deskundige. In veel Europese landen en zelfs daarbuiten komt het tot navolging, niet zelden gestimuleerd door de ervaring van jonge vrouwen die in Kaiserswerth enige tijd hebben meegeholpen. Bijvoorbeeld Florence Nightingale (Krimoorlog), samen met Paulina Irby (de onderwijspionier van de Balkan) en Charlotte Reihlen (bedenkster van de plaat ”De brede en de smalle weg”). Anderen laten zich er uitvoerig voorlichten, zoals Betsy Groen van Prinsterer, Ottho Gerhard Heldring en, nog vlak voor Fliedners dood, Cateau de Bronovo (Den Haag). In Nederland wordt het eerste diaconessenhuis gesticht in 1844, in Utrecht – en het is zo’n anderhalve eeuw later als de laatste diacones daar verdwijnt (1997).
Ambt
Fliedner ziet het werk van de diacones als een ambt in de christelijke gemeente, „dat teloorgegaan was, maar door Gods genade thans nieuw leven ingeblazen is”, en verwijst daarvoor vooral naar Fébe, Rom. 16:1, en naar vroegreformatorische en doopsgezinde praktijken. Hij beperkt hun arbeidsterrein niet tot de ziekenverpleging, maar rekent onderwijs, aandacht voor gevangenen en armenzorg er ook toe. Niet alleen in de lichamelijke, maar ook in de geestelijke nood van de betrokkenen moeten de diaconessen voorzien. Met alweer een beroep op het Nieuwe Testament, wil hij niet weten van een „onverbreekbare nonnengelofte” en dus celibaat. Wel leggen zijn diaconessen zich vast voor vijf jaar, waaronder een proefjaar; alleen in bijzondere gevallen is eerder uittreden mogelijk. De predikant-directeur bepaalt voor hen een vergoeding die bescheiden is, maar in ieder geval aanzienlijk hoger dan wat andere ongetrouwde vrouwen aan inkomen hadden.
Het voorbeeld van Kaiserswerth, hoe indrukwekkend ook, wordt lang niet overal slaafs nagevolgd. Internationaal ontstaan er diepgaande discussies: is het werk van diaconessen en diaconen hulp door christenen, of bieden zij hulp mede met het doel te evangeliseren? En bekleden zij wel of niet een ambt? Illustratief is wat het jaarverslag 1980 van Diakonessenhuis Refaja in Dordrecht schrijft: „Sinds de oprichting van het eerste diakonessenhuis in Kaiserswerth is het een omstreden vraag gebleven of men van een diakonessenambt kan spreken. Wij sluiten ons aan bij de mening dat het diakonessenambt niets anders is dan een bijzondere beleving en verwezenlijking van het ”ambt van alle gelovigen”.”
Fliedner legt als gemeentepredikant de vinger bij volkszonden zoals huwelijksontrouw, drankmisbruik, kaarten, vloeken en zondagsontheiliging – altijd een aangelegen punt bij hem. Hij benadrukt in prediking en zielzorg met bewogenheid het verschil tussen de weg naar de eeuwige zaligheid en de weg naar het eeuwig verderf. Inwendige en buitenlandse zending hebben zijn volle aandacht. En fel en fundamenteel verzet hij zich tegen de dwalingen van de Rooms-Katholieke Kerk, en ook tegen haar in die tijd ergerlijke machtsaanspraken in de Duitstalige gebieden. Grote sympathie heeft hij voor de Duitse, aan het Reveil verwante opwekkingsbeweging (Erweckung) begin negentiende eeuw. Fliedner kan echter niet zonder meer tot de „gereformeerde types met piëtistische inslag” gerekend worden, schrijft zijn biograaf Martin Gerhardt: „Dat is alleen al onmogelijk vanwege zijn nadrukkelijk afwijzen van de strenge gereformeerde verkiezingsleer.” Daar had hij het ook al niet over eens kunnen worden met de door hem gewaardeerde Isaäc da Costa.
Ondanks de pijlen van de satan, is Theodor Fliedner, ernstig verzwakt door een longaandoening, in vrede heengegaan. De dag voor zijn sterven klinken er uit zijn mond nog tal van wenken en zegenwensen voor zijn vrouw, de kinderen, de kleinkinderen, de kerk en de diaconessen, in het bijzonder voor hun geestelijk welzijn. Er wordt die twee dagen veel gezongen en gelezen in de sterfkamer. Als zijn schoonzoon een laatste gebed doet, horen de aanwezigen de stervende duidelijk de woorden ”Overwinnaar over de dood” en ”Triomfator” nazeggen.
Huidige situatie
Bij Fliedners dood in 1864 waren er 425 diaconessen werkzaam in 115 instellingen over de hele wereld, en dat aantal is daarna nog geweldig toegenomen – totdat langzamerhand de diacones verdween. De Kaiserswerther Diakonie is tegenwoordig een gigantische instelling voor sociaal, pedagogisch en medisch werk, met tal van nevenvestigingen in Duitsland en meer dan 2400 medewerkers.
Wie het betreurt dat de eigenlijke diacones door moderne ontwikkelingen (bijna) geheel verdwenen is, doet er goed aan te bedenken dat overal waar het geloof door de liefde werkzaam is, in wat voor werk of omstandigheden ook, er een christelijk getuigenis wordt gegeven, waarvan de reikwijdte door mensen nooit te voorspellen valt.
Theodor Fliedner (1800-1864)
1800 (21 januari) – Fliedner wordt geboren in Eppstein (Hessen).
1817-20 – Theologiestudie in Giessen, Göttingen en Herborn.
1821 – Huisonderwijzer bij familie Mumm, Keulen.
1822 – Als predikant verbonden aan Kaiserswerth (Düsseldorf).
1823-24 – Eerste reis naar Nederland en Engeland (collectereis).
1825 – Preekt voor het eerst in gevangenis (Düsseldorf).
1828 – Trouwt met Friederike Münster.
1836 – Opening diaconessenopleiding in Kaiserswerth.
1839 – Zegent eerste diaconessen in.
1842 – Friederike Fliedner-Münster overlijdt, 42 jaar oud.
1843 – Fliedner hertrouwt met Caroline Bertheau (1811-1892).
1844 – Eerste diaconessenhuis in Nederland geopend (Utrecht).
1849 – Fliedners losmaking als gemeentepredikant, om zich volledig aan het diaconessenwerk te kunnen wijden.
1864 (4 oktober) – Fliedner overlijdt in Kaiserswerth.