Afrikaanse landen stellen 75 jaar oud Nijlverdrag ter discussie
Egypte heeft er alle belang bij het 75 jaar oude verdrag over de verdeling van het Nijlwater te handhaven. De Nijl is immers zijn levensader. Maar de landen stroomopwaarts betwisten het koloniale akkoord.
Het in 1929 gesloten Nijlakkoord regelt het gebruik van het Nijlwater onder de tien landen die grenzen aan de rivier: Egypte, Sudan, Ethiopië, Eritrea, Kenia, Tanzania, Uganda, Rwanda, Burundi en Congo. Het verdrag werd gesloten tussen Egypte en Groot-Brittannië, destijds de koloniale bezetter van Sudan. Groot-Brittannië beloofde in het verdrag geen projecten op te zetten die het volume Nijlwater voor Egypte zouden verminderen.
Na de kolonisatie zag het politieke plaatje er heel anders uit. Sudan, dat in 1956 onafhankelijk werd, stond erop het akkoord met Egypte te herzien. Het nieuwbakken land eiste een eerlijker verdeelsleutel voor de waterdistributie. Het totaalvolume aan water dat de Nijl produceert werd na metingen geschat op jaarlijks 74 miljard kubieke meter. Na onderhandelingen gingen Egypte en Sudan in 1959 akkoord met een 2/1-verdeelsleutel. Sudan zou voortaan dus eenderde van het Nijlwater kunnen aanwenden.
Maar de geschiedenis herhaalt zich: Egypte en Sudan hadden weinig oog voor de belangen van de andere, hoger gelegen landen die grenzen aan de rivier. Het nieuwe akkoord stipuleerde alleen dat „indien eens andere rivierstaten een deel van het Nijlwater opeisen, Egypte en Sudan deze aanspraken samen zullen bestuderen” en dat beide landen in gelijke mate zouden inleveren.
Bij gebrek aan officiële afspraken mogen de hoger gelegen Nijllanden dus geen enkele activiteit ontwikkelen die de watervolumes van Egypte en Sudan vermindert. De twee landen van het pact vrezen vooral dat Ethiopië het rivierwater wil gebruiken. Maar liefst 86 procent van het Nijlwater stroomt door dit land.
Ethiopië betrekt er minder dan 1 procent van, jaarlijks slechts 0,65 miljard kubieke meter, een sterk contrast met de meer dan 55 miljard kubieke meter die Egypte jaarlijks aanwendt. Slechts 8000 hectare land wordt geïrrigeerd in het Ethiopische Nijlbekken, nog geen half procent van de potentieel 2,3 miljoen hectare die bevloeid zou kunnen worden. Hetzelfde geldt voor de ontwikkeling van energie door waterkracht. Die ligt momenteel op slechts 2 procent van de mogelijkheden.
De spanning tussen Caïro en Addis Abeba stijgt. Afgelopen zomer beschuldigde Ato Girma Birru, de Ethiopische minister van Handel en Industrie, Egypte ervan slinkse tactieken aan te wenden om Ethiopië te beletten het Nijlwater aan te spreken. „Egypte heeft internationale financiële instellingen onder druk gezet om vooral geen hulp te verlenen aan waterontwikkelingsprojecten in ons land. Het heeft bijvoorbeeld zijn invloed aangewend om de Arabische wereld ertoe te bewegen ons geen schenkingen of leningen te geven voor dergelijk ontwikkelingsprogramma”, zegt Birru.
Volgens officiële bronnen is Addis Abeba er intussen op uit om het probleem bilateraal op te lossen. De Egyptische minister van Buitenlandse Zaken, Fayaza Aboulnaga, zei vorige maand tijdens een bezoek aan Ethiopië dat Caïro bereid was het irrigatiesysteem in Ethiopië te helpen ontwikkelen door technische assistentie te verlenen. Daar staat tegenover dat Egypte een inspraak wil hebben in de uitwerking van waterkrachtirrigatieprojecten.
Maar Ethiopië is niet het enige land dat mort. Andere Oost-Afrikaanse landen die dicht bij de oorsprong van de langste rivier ter wereld liggen, beweren dat het akkoord in oorsprong enkel de koloniale belangen in Egypte diende. Kenia, Tanzania en Uganda moeten volgens de letter van de wet toestemming vragen aan het 6000 kilometer verder gelegen Caïro voordat ze water voor hun eigen verdroogde velden kunnen betrekken uit het Victoriameer, de oorsprong van de Nijl.
„Kenianen moeten als gevolg van dit akkoord landbouwproducten uit Egypte invoeren. Waarom zouden we zelf het water niet aanwenden om groenten te telen?” vroeg de Keniaanse parlementariër Paul Muite zich onlangs hardop af. Egypte reageerde gepikeerd nadat Moses Wetangula, de Keniaanse onderminister van Buitenlandse Zaken, beweerde dat het Nijlakkoord ongeldig is en een nieuwe regeling zich opdringt. „Kenia aanvaardt geen restricties in het watergebruik van het Victoriameer of de Nijl.” De Egyptische minister voor Wateraangelegenheden, Mahmoud Abu Zeid, noemde het een oorlogsverklaring en dreigde Kenia met politieke en economische sancties.
Egypte is voor 98 procent van zijn irrigatiebronnen van de Nijl afhankelijk. De 70 miljoen Egyptenaren gebruiken nu reeds meer dan de jaarlijkse quota. Met een verwachte bevolkingsgroei tot 86 miljoen mensen in de komende 25 jaar is de afscherming van het Nijlwater voor het land een kwestie van leven of dood. Ahmed El-Naggar van het al-Ahram Centrum voor Politieke en Strategische Studies in Caïro: „De Nijl is onze levensader, daarom kan Egypte niet aanvaarden dat het minder water zou mogen betrekken. Elk land heeft bepaalde rechten, maar indien een land meer neemt dan wat overeengekomen is, zal Egypte dat niet vergeven.”
Het aandeel van Kenia in het gebruik van Nijlwater is te verwaarlozen, maar Egypte vreest dat andere landen mogelijk volgen indien Kenia het verdrag naast zich neerlegt. Het parlement van Uganda stelde onlangs voor het akkoord te vervangen door een verdeelsysteem waarbij het land Egypte en Sudan kosten in rekening zou brengen voor het gebruik van Nijlwater. In Tanzania, dat momenteel te lijden heeft onder droogte, circuleren soortgelijke voorstellen.