Zoete smaak
De smaak van genade is zoet en lekker. Indien wij haar maar eenmaal gesmaakt hebben, onze harten zouden er naar watertanden en wij zouden weinig lust meer hebben in de zonden. U die de hoogmoed smaakt en de wereldsgezindheid: het is een vergif dat zeer boos is, maar zo u eens een keer het zuivere genadewater heeft geproefd en de goede dingen van het geloof, boetvaardigheid en heiligheid, dan zou u het andere nooit weer begeren.David wist geen beter middel om de mensen te brengen dan hun vertrouwen op God te stellen, dat zij mochten smaken dat de Heere goed is. Heeft ooit iemand het minste proefje van de genade gehad, die daar nu mee spot en schamper van spreekt? Hun consciëntie zal het hun wel zeggen.
De mensen schreeuwen zo tegen de prediking van het Woord. Zij zeggen: Wat voor een prediking is dit? Het is niets dan dood en verdoemenis, kunnen wij niet in de hemel komen zonder zo veel beweging en gedoe? Helaas, wat weten de mensen weinig van de kracht van Gods Woord. Ze hebben niets dan slechts een oppervlakkige kennis van God en Zijn wegen. Gelijk een zot die gehoord heeft van een meloen, hij proeft de schil eens en omdat die bitter is zo werpt hij de meloen weg. Zo hoort u van het gebod om uw lusten te doden. Dit zijn bittere pillen en blijven steken in uw keel. Daarom verwerpt u de zaligmakende zoetheid van Gods Woord.
William Fenner, predikant te Rochfort (Schotland) (De rijkdom der genade, 1736)