Kobani heet officieel Ayn al-Arab en is sinds halverwege 2012 een bolwerk van Koerdische strijders. Die worden er al drie weken belaagd door de soennitische IS-extremisten. Beide partijen lijken van het bezit van de 100-jaar oude plaats een prestigeproject te hebben gemaakt. De meeste bewoners zijn de grens al over gevlucht.

Voor de Koerden is de stad belangrijk als symbool voor solidariteit met de Koerdische zaak. In Turkije, vooral in het Koerdische oosten, gingen dinsdag veel mensen de straat op om voor militair ingrijpen tegen IS te betogen. Zeker vier betogers zijn bij ongeregeldheden in het oosten van het land omgekomne, meldden Turkse media. In vijf Oost-Turkse districten zijn inmiddels uitgaansverboden afgekondigd uit vrees voor onlusten.

De Koerdische strijders hebben vanuit de lucht steun van de VS. De jongste luchtaanvallen aan de rand van Kobani hebben in de nacht van maandag op dinsdag geen IS-posities getroffen, klaagde een Koerdische waarnemer uit de plaats. De Turkse president Erdogan heeft gezegd dat de Amerikaanse luchtaanvallen geen oplossing voor het probleem bieden. Hij zei dat „er samenwerking moet komen om op de grond de strijd op te pakken”. Maar de Turkse vicepremier Yalçin Akdogan zei dinsdag dat de Amerikaanse aanvallen ook heviger en doelmatiger moeten worden.

Turkije is huiverig om de enclave van Syrische Koerden, Kobani, militair te hulp te schieten. De Turkse minister van Defensie, Ismet Yilmaz, heeft dinsdag gezegd dat zijn land „met de internationale gemeenschap en met zo min mogelijk schade” wel zou willen doen. En als Turkije zelf wordt aangevallen, dan worden volgens Yilmaz alle gemeenschappelijke NAVO-verdedigingsmechanismen ingang gezet.

De Franse minister van Buitenlandse Zaken, Laurent Fabius, heeft dinsdag beklemtoond dat zijn land klaarstaat „voor Kobani” en met Turkije overlegt wat er voor de stad gedaan kan worden.