Economie

Barre tijden voor spaarders door historisch lage rente

Spaarders beleven barre tijden. Gedupeerd door de crisis. De rente is de afgelopen jaren gezakt naar voor hen dramatisch lage niveaus. En een omslag, een weer wat hogere vergoeding over het saldo bij de bank, lijkt er voorlopig niet in te zitten.

Arie de Rooij

6 October 2014 05:37Gewijzigd op 15 November 2020 13:22
Sparen levert steeds minder op. beeld ANP
Sparen levert steeds minder op. beeld ANP

Met de huidige schamele tarieven zou je denken dat de bodem langzamerhand wel is bereikt, maar daar mogen we niet als vanzelf­sprekend op rekenen, analyseert Jitzes Noorman van F&C Investments. Deze dochter­onderneming van de Bank of Montreal beheert in Nederland rond de 30 miljard euro aan vermogen van institutionele beleggers als pensioenfondsen en verzekeraars. Zij onder­zocht de ontwikkeling van de intrest gedurende de laatste twee eeuwen.

Noorman: „Op lange termijn bewegen rentes zich rond gemiddelden. Dus als ze laag zijn, is het een normale veronderstelling dat ze weer de weg naar boven inslaan. Bij die gemiddelden, zo leert de geschiedenis, praten we echter over een horizon van zo’n dertig jaar. Voor kortere termijnen, zeg vijf of tien jaar, kan het heel goed zijn dat de rentes laag blijven of nog verder naar beneden gaan.

Kijk naar Japan, een goed voorbeeld. Daar dook de vergoeding over tienjarige staatsleningen in 1998 al onder de 1 procent. Velen meenden toen waarschijnlijk dat het alleen maar omhoog kon. Inmiddels zijn we zestien jaar verder en de rente er is niet gestegen, maar juist gedaald.”

Tarieven

Wie de sites bekijkt waarop de tarieven van de diverse financiële bedrijven worden vergeleken, ziet dat er verschillen zijn, maar zal tegelijk constateren dat nergens veel te halen valt. Wil je op elk moment, zonder beperkingen en verplichtingen, over je tegoed kunnen beschikken (vrij opneembaar), dan houdt het op bij ongeveer 1,7 procent. Van de grootbanken moet je het sowieso niet hebben. Bij ING biedt een toprekening, zoals het daar heet, slechts 1,15 procent. Internetsparen bij de Rabobank levert 1,1 procent op.

Iemand die zijn beschikbare middelen een jaar vastzet, blijft nog steeds steken onder de 2 procent. Alleen Bigbank, een financiële dienstverlener uit Estland die hier actief is, klimt daar net iets bovenuit. Hoewel diens klanten de bescherming genieten van het garantiestelsel in genoemde EU-lidstaat, zullen spaarders na het debacle met het IJslandse Icesave misschien toch huiverig zijn voor een stunter van elders uit Europa.

Dan maar kiezen voor een flink wat langere looptijd. Maar zelfs met een deposito van tien jaar verdien je niet meer dan 3 procent; minder dus dan de veronderstelde 4 procent rendement waar de fiscus de vermogensheffing op baseert. De website spaarrente.nl wijst de consument erop dat het bij sommige banken zelfs voordeliger is je geld op een vrij opneembare rekening te parkeren dan het voor vijf jaar vast te zetten. Amanda Bulthuis, die onderzoek verricht voor die site, concludeert: „Daarmee spreken die partijen impliciet de verwachting uit dat de rente de komende jaren nog verder zakt.” Het dwingt tot een afweging: bij een deposito weet je zeker dat je een vast percentage ontvangt gedurende de gehele rit; een variabele vergoeding kan op dit moment weliswaar hoger zijn, maar de opbrengst valt aan het eind, opgeteld over enkele jaren, mogelijk lager uit.

Natuurlijk kent het actuele beeld ook een andere zijde. Degenen die een huis kopen en een hypotheek nodig hebben, zijn goedkoop uit: variabel vanaf dik 2 procent, tien jaar vast vanaf niet veel meer dan 3 procent. En niet te vergeten de overheid. De Nederlandse staat hoeft vandaag de dag voor een obligatie van tien jaar slechts ruim 1 procent neer te tellen. Dat kwam in honderden jaren niet voor.

Extreem laag

In de financiële wereld onderscheiden we de geldmarkt (korte leningen) en de kapitaalmarkt (langlopende contracten). De grens tussen beide segmenten wordt meestal getrokken bij circa twee jaar. Welke termijn we ook nemen, momenteel is de rente in alle gevallen laag; niet alleen bij ons, maar overal. Extreem laag, mogen we vanuit historisch perspectief zelfs zeggen.

Grafieken tonen over de achterliggende 25 jaar per saldo een stevig dalende lijn voor de lange rente (staatsobligaties). In 1990 schommelde die in Nederland in de buurt van de 9 procent. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft eerder in een analyse de gestaag neerwaartse beweging toegeschreven aan een hoog mondiaal spaaroverschot. Vooral opkomende economieën als China en olie-exporterende landen beschikken over meer middelen. Zij beleggen hun reserves in obligaties, en de grote vraag daarnaar zet de rente op die waardepapieren onder druk.

De korte rente laat een grilliger verloop zien. Die verbleef begin jaren negentig tussen de 8 en de 9 procent, zakte daarna, om in de aanloop naar het uitbreken van de financiële crisis in de herfst van 2008 weer te stijgen. Spoedig na het begin van die malaise dook hij pijlsnel omlaag. De ontwikkeling naar beneden houdt, in een langzaam tempo, nog steeds aan. De spaarder is daarvan de dupe.

ECB

Op de geldmarkt speelt de Europese Centrale Bank (ECB) een bepalende rol. De in Frankfurt gevestigde instelling beslist tegen welk percentage zij kredieten verstrekt aan de commerciële banken, en die brengen op hun beurt de veranderingen daarin tot uitdrukking in de tarieven voor hun klanten.

Genoemde instantie zwaait binnen de euro­zone de scepter over het monetaire beleid en hanteert daarbij de rente als voornaamste instrument. President Mario Draghi en zijn mede­bestuurders hebben tot taak te waken over de waarde van ons geld. Toen enkele jaren geleden tal van banken in de problemen raakten en het complete financiële systeem dreigde in te storten, was het alle hens aan dek. De ECB, destijds geleid door de Fransman Jean-Claude Trichet, schoot te hulp door via een reeks van elkaar snel opvolgende renteverlagingen banken goedkoop van liquiditeiten te voorzien, om daarmee hun kaspositie te verbeteren.

Halverwege 2008 stond het belangrijkste tarief op 4,25 procent. Zes maanden later was het via enkele stappen teruggebracht tot 2,5 procent. Ondertussen verkeerden de economieën in een diepe recessie. De jaren erna lieten nauwelijks een opleving zien. De bankensector bleef kwetsbaar en nieuwe rampspoed kondigde zich aan: de schuldencrisis. Het voortbestaan van de muntunie, met de euro als gemeenschappelijk betaalmiddel, hing aan een zijden draad.

Om kredietverlening te bevorderen, de groei te stimuleren en de banken te ondersteunen, heeft de ECB sinds 2009 de rente voortdurend verder omlaag geschroefd, in navolging van wat de Federal Reserve (Fed) deed in de Verenigde Staten. Er prijken al langer historisch lage niveaus op de borden. Niettemin haalden de monetaire bestuurders er tot dusver telkens toch nog iets van af. De laatste aanpassing waartoe de ECB besloot, dateert van begin september, van 0,15 naar 0,05 procent. In lijn met deze gang van zaken zag de spaarder in de voorbije periode de rente over zijn banktegoeden steeds verder wegzakken.

Groei

Weer wat hogere percentages liggen voorlopig niet in het verschiet. Draghi verklaart op zijn persconferentie na de maandelijkse vergadering van de ECB-top steeds dat de rente voor een lange tijd op een laag peil zal verblijven. De Italiaan geeft aan dat dit niet gebeurt om spaarders te plagen. Hij benadrukte op dit punt onlangs: „Het is volstrekt onjuist om te menen dat wij geld van hen willen afpakken. Met onze ingrepen beogen we precies het tegenovergestelde. Ze zijn bedoeld om economische groei te bewerkstelligen. Als het herstel vordert, zal de rente weer stijgen.”

Noorman sluit hierbij aan: „Die lage tarieven kunnen niet worden gehandhaafd als de conjunctuur eenmaal aantrekt. In Europa hebben we te maken met een zwak klimaat, maar in de VS schuift de groei richting de 3 procent en loopt de inflatie op naar zo’n 2 procent. Bij die cijfers hoort geen rente van om en nabij de 0 procent. Dus naar verwachting gaat de Amerikaanse centrale bank de rente optrekken. Dat zal ook invloed hebben op de percentages in Europa.”

De huidige omstandigheden op de spaarmarkt illustreren de problemen op financieel en economisch vlak; vloeien volledig daaruit voort. Het is wachten tot daadwerkelijk het herstel van de grond komt. Wanneer dat is, weet ook Draghi niet. Als hoogste baas op het terrein van de geldpolitiek heeft hij spaarders op dit moment weinig te bieden.


Negatieve rente, zelfs dat komt voor

Een negatieve rente: geen vergoeding over een tegoed, maar geld erop toeleggen. Ook dat fenomeen komen we vandaag de dag tegen. Het zijn bijzondere tijden.

Wie mocht denken dat de absolute bodem voor de rente 0 procent is, heeft het mis. De ECB besloot onlangs het voor deze instelling tot dan toe onbekende terrein van een negatieve rente te betreden. Banken die overtollige kasmiddelen voor even parkeren in Frankfurt, ontvangen geen intrest, maar moeten daarvoor betalen. De rente op deze zogenoemde depositofaciliteit zakte begin juni door de nullijn en werd enkele weken geleden met een volgende stap verlaagd tot min 0,2 procent. President Draghi en zijn medebestuurders hopen dat deze ongebruikelijke situatie de banken ertoe zal verleiden meer krediet toe te kennen, om zo de economische bedrijvigheid aan te jagen. Of het helpt, is zeer de vraag. Immers: liever wat extra kosten dan geld toevertrouwen aan een ondernemer die kans loopt failliet te gaan.

Ook op de internationale markten waarop professionele partijen kapitaal opnemen en uitzetten, zien we het verschijnsel van negatieve rentes. Begin augustus bijvoorbeeld leende de Nederlandse staat 1,3 miljard euro voor drie maanden tegen een couponrente van 0 procent. Gratis dus. Voor investeerders pakte het zelfs nog duurder uit doordat zij bij de inschrijving een groter bedrag moesten bieden om de obligatie te verwerven dan de nominale waarde. Daarmee lag voor hen het rendement op die belegging op min 0,01 procent.

„Voor de consument zijn negatieve rentes nog ver weg”, meent Amanda Bulthuis van de website spaarrente.nl. Een woordvoerster van ABN AMRO wenst niet te ver in de toekomst te kijken. Zij volstaat desgevraagd met de mededeling dat de vergoeding van deze bank op spaar- en betaalrekeningen van klanten op korte termijn niet negatief zal worden. Zij voegt daaraan toe dat de gestegen kosten als gevolg van de negatieve depositorente van de ECB mogelijk wel leiden tot lagere tarieven.

Jitses Noorman van F&C Investments meent dat ook voor de particulier een rente onder de 0 procent niet valt uit te sluiten. „Er bestaat geen ondergrens”, zegt hij.

Als je met sparen niks verdient, maar dat juist je vermogen uitholt, ligt het voor de hand dat iemand zijn euro’s liever in een ouwe sok bewaart. Dat zou een aanslag betekenen op de financieringsmiddelen van de banken, en die hebben de spaarcenten nodig om hypotheken en andere leningen te verstrekken. Noorman redeneert echter: „Als mensen hun geld onder het matras leggen, kan het gestolen worden, terwijl het bij een bank in principe veilig is. Bovendien verrichten zij voortdurend betalingen, en als je een bedrag wilt overmaken naar een ander, moet daar een bank tussen zitten. Dus zijn zij bereid een premie te betalen, zeg maar een toeslag voor het veilig mogen stallen van hun spaarpot.”

Geen bankrun dus als de rente onverhoopt onder de 0 procent komt? Noorman: „Je inleg is dan nog net zo veilig als bij een positief tarief.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer