Opinie

Waarom calvinisme geen Janus leert

Lijkt God op Janus? Janus, de Romeinse god van het begin en het einde, stond bekend om zijn twee gezichten waarmee hij in twee richtingen keek. Volgens Ary Geelhoed lijkt de God van het calvinisme op Janus. In een interview (RD 28-08) beklaagt hij zich over de opmars en impact van het calvinisme onder evangelicalen.

Dr. M. Klaassen
3 October 2014 11:42Gewijzigd op 15 November 2020 13:21
Beeld Wikimedia
Beeld Wikimedia

Ary Geelhoed uit Middelburg trekt al jaren ten strijde tegen alles wat hem niet zint op het terrein van kerk, theologie en geloof. Hij voelt zich geroepen een waarschuwingssignaal te laten horen. Want wie het calvinisme aanvaardt, verliest een stuk van zijn geestelijke kracht. De God van het calvinisme is namelijk net als Janus: hij heeft twee gezichten. Calvinisten brengen een dubbele boodschap: enerzijds de boodschap van Gods liefde voor mensen, anderzijds de boodschap dat God mensen verwerpt. Dat kan niet samengaan. Maar is dat zo? Kan een ruimhartige evangelieverkondiging en geloof dat God mensen voorbestemt tot geloof samengaan?

Dat vraagt om analyse en repliek. Wat zegt Geelhoed en waarom slaat hij de plank mis?

Geelhoed beweert: „Een calvinist kan niet tegen ieder mens zeggen: God heeft je lief, Jezus is voor je gestorven, je kunt behouden worden, het Evangelie is ook voor jou. Want een calvinist gelooft niet dat Jezus voor alle mensen is gestorven.”

Wat het laatste betreft is een nuancering op zijn plaats. Nee, de meeste calvinisten zullen niet zonder meer zeggen dat Jezus voor alle mensen gestorven is. Zij geloven dat het offer van Christus verbonden is met andere Bijbelse noties zoals verkiezing en genadeverbond. Omdat uit de Schrift blijkt dat het niet Gods intentie is geweest om elk mens te redden, wordt de verzoenende kracht van Christus’ offer niet effectief voor elk mens. In die zin kun je volgens deze calvinisten niet zeggen dat Jezus voor alle mensen gestorven is.

Overigens zijn er binnen de brede bedding van het calvinisme verschillenden geweest die de stelling: ”Jezus is voor alle mensen gestorven” wel voor hun rekening namen. Bekend is de school van Saumur in de 17e eeuw die de opvatting van het hypothetisch universalisme aanhing. Op de Synode van Dordrecht waren verschillende aanhangers van dit denken aanwezig, met name onder de Engelse afgevaardigden. Hun invloed is op verschillende plekken in de Dordtse Leerregels aanwijsbaar. Hoe dan ook – al verschillen calvinisten over de juistheid van de uitspraak dat Jezus voor allen gestorven is, waar ze het zeker over eens zijn, is de gedachte dat het bloed van Christus voldoende kracht heeft om alle mensen te redden. Al zal niet elke calvinist durven zeggen: ”Jezus is voor u gestorven”, elke calvinist mag op grond van de algenoegzame kracht van Jezus’ bloed zeggen: Je kunt behouden worden, er is een Zaligmaker voor je beschikbaar.

Een blik in de Dordtse Leerregels had dat Geelhoed duidelijk kunnen maken: „De belofte van het Evangelie is verder dat eenieder die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Deze belofte moet aan alle volken en mensen tot wie God in Zijn welbehagen het Evangelie zendt, zonder onderscheid verkondigd en voorgehouden worden, met het gebod om zich te bekeren en te geloven” (II, 5). Inderdaad, „het Evangelie is ook voor jou!”

Bewogen God

Een tweede uitspraak van Geelhoed luidt: „Ook beweren veel nieuwe calvinisten dat God van alle mensen houdt, terwijl ze tegelijkertijd leren dat God in het besluit der verwerping velen heeft voorbestemd om in de hel voor eeuwig gestraft te worden. Ze brengen een dubbele boodschap.”

Kort gezegd gaat het om de vraag: Is het mogelijk te geloven in een goddelijke verkiezing en verwerping en tegelijk te geloven in Gods liefde voor mensen? Ja, dat is mogelijk. In een boeiend opstel heeft Martin Foord enige tijd geleden onderzoek gedaan naar verschillende visies van gereformeerde theologen op teksten uit Ezechiël waar de Heere zegt geen behagen te hebben in de dood van de goddeloze, maar in hun bekering, (zie Ezech. 18:23, 18:32, 33:11).

Theologen zoals Vermigli en anderen beroepen zich in hun uitleg op het middeleeuwse onderscheid tussen Gods verborgen en Gods geopenbaarde wil. Dat God de dood van de zondaar niet wil, behoort niet tot Gods verborgen wil maar tot Zijn geopenbaarde wil. Gods geopenbaarde wil is immers dat we Hem geloven, ons bekeren en Hem gehoorzamen. Andere gereformeerde theologen maken een onderscheid tussen ”willen” en ”behagen”: God heeft werkelijk geen behagen of genoegen in de dood van zondaren, al zal dit –als gevolg van hun zonden– wel het resultaat zijn. Er is in God werkelijk bewogenheid over het lot van mensen die verloren gaan. Jezus’ tranen over Jeruzalem waren geen krokodillentranen. God behoudt liever mensen dan dat Hij hen verloren laat gaan. Daarom worden mensen „in alle ernst geroepen” en het is Hem „aangenaam” dat de geroepenen tot Hem komen (DL, III/IV, 8). Er is in God een „liefde van medelijden en compassie” (J. C. Ryle) die het mogelijk maakt om zowel te geloven in Gods verkiezing als in Zijn bewogenheid en liefde voor de gevallen wereld en de gevallen mens.

Eigen schuld

Een derde bewering van Geelhoed is „dat sommige calvinisten zeggen dat mensen worden behouden omdat God hen verkiest, maar dat ze verloren gaan vanwege hun eigen zonden.” Volgens hem kunnen calvinisten dat niet zeggen: mensen gaan niet verloren vanwege hun zonden, mensen gaan verloren omdat God dat besloten heeft.

Het lijkt erop dat in de perceptie van Geelhoed calvinisten verkiezing en verwerping op één lijn plaatsen. Dat is echter niet wat de Dordtse Leerregels leren. Bij Dordt zijn verkiezing en verwerping geen gelijkwaardige besluiten: God verkiest (actief) zondaren uit het gevallen menselijk geslacht tot heil, en laat de overigen liggen (passief).

Daarnaast legt Dordt uitdrukkelijk een relatie tussen de veroordeling van mensen en hun zonden. Dat mensen „in ongeloof ten onder gaan” komt „door hun eigen schuld” (II, 6, zo ook III/IV, 9). De grond van Gods veroordeling van mensen is dus niet primair hun wel of niet uitverkoren zijn, maar hun zonden. Dat is geheel in lijn met de Schrift zelf: Gods oordeel gaat over onze werken (Rom. 2:6, 2 Kor. 4:10). Je wordt behouden dankzij Gods genadige verkiezing, je gaat verloren vanwege je zonden.

Twee woorden

Voorgaande opmerkingen tonen de ondeugdelijkheid van Geelhoeds beweringen aan. Hij lijkt niet goed te begrijpen dat de gereformeerde theologie steeds weer probeert om met twee woorden te spreken: verkiezing én aanbod, soevereiniteit én verantwoordelijkheid, particulier én universeel. Die behoefte om met twee woorden te spreken, komt voort uit de gereformeerde overtuiging dat wij mensen niet dezelfde kennis hebben als God. De gereformeerde theologie maakt een onderscheid tussen de kennis die alleen God heeft en de kennis die wij mensen kunnen hebben. Omdat Gods verborgen wil (verkiezing) ons niet bekend is, zijn wij gehouden aan Zijn geopenbaarde wil. „De verborgen dingen zijn voor de Heere, onze God, maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen” (Deut. 29: 29). En wat geopenbaard is, is duidelijk genoeg: „Predik het Evangelie aan alle creaturen” (Mark. 16:15).

Ja, het is waar, er zijn vormen van calvinisme die dit niet goed gelukt is en die het nog steeds niet lukt. Er bestaat –naar een bekend woord van de Schotse theoloog John Duncan– een eenzijdig hypercalvinisme waar alles huis is, maar geen deur te bekennen valt om binnen te komen. Maar het calvinisme in zijn beste vormen heeft altijd geprobeerd om tussen de Charybdis van het hypercalvinisme en de Scylla van het arminianisme te varen. Het getuigt van bescheidenheid en moed om zaken die ogenschijnlijk tegenstrijdig zijn, bijeen te houden. Zo doen we het meest recht aan de Schrift zelf. En dat is waar het in goede gereformeerde theologie om gaat.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer