Geloof en psyche op elkaar betrokken
De macht van de duivel is realiteit, maar laten we niet te snel spreken van bezetenheid, reageert Arie Jan de Lely.
Aan de hand van vier historische voorbeelden wil dr. H. Florijn in het RD van 23 september verduidelijken wat (duivelse) bezetenheid is. Hij betoogt dat dit verschijnsel niet moet worden verward met een psychose. Mijns inziens concludeert hij te snel en zet hij geloof en psychiatrie ten onrechte tegenover elkaar. Aan de complexe samenhang tussen geloof en psychiatrie gaat hij voorbij.
Bij het voorbeeld over de ”woordvrees” van ds. Van Reenen, stelt Florijn de retorische vraag: „Is het zo doordrongen zijn van de aanwezigheid en de macht van de duivel bijgeloof? Of was ds. Van Reenen een psychopaat?” Florijn stelt vervolgens dat de Bijbel anders leert en verwijst naar 1 Johannes 3:8, waar over „de werken des duivels” wordt gesproken.
Naar mijn mening suggereert Florijn hier een tegenstelling tussen geloof en psychiatrie die er niet is. Als ds. Van Reenen zijn psychische klachten een religieuze betekenis toekent, zal niemand dat bijgeloof noemen. Ieder mens geeft immers betekenis aan zijn klachten. Ik vermoed dat ds. Van Reenen, als we nog met hem in gesprek konden gaan, zich goed zou kunnen vinden in de zienswijze dat hij door zijn psychische klachten extra kwetsbaar is voor de aanvechtingen van de satan. En dat is wat anders dan bezetenheid!
Kanttekeningen
Wanneer Florijn in dit kader de term ”psychopaat” gebruikt, voel ik plaatsvervangende schaamte. Een psychopaat is iemand met een gebrekkige gewetensfunctie en een tekort aan invoelend vermogen die anderen op charmante wijze manipuleert. Daar zal niemand de zeer gewetensvolle en fijnbesnaarde ds. Van Reenen van verdenken, toch?
En wat betreft „de werken des duivels” waarover Johannes spreekt: uit de context en de kanttekeningen van de Statenvertalers blijkt dat het hier gaat over de zonden en niet over bezetenheid.
Bij de geschiedenis van exorcist Tinus Scherff die zijn knecht doodde en het drama op de Katwijkse logger, concludeert Florijn dat hier sprake was van bezetenheid, omdat mensen pretendeerden de Christus te zijn en er moorden werden gepleegd.
Waan
Beide geschiedenissen zijn inderdaad huiveringwekkend. Echter: mensen die wanen de Christus te zijn, zijn niet per definitie bezeten. De Christuswaan is een voorbeeld van een grootheidswaan en dat is in de psychiatrie een bekend verschijnsel. De specifieke inhoud van een waan wordt mede bepaald door de tijd en de cultuur waarin iemand leeft. Men kan ook wanen Maria of Napoleon te zijn. Bij een grootheidswaan is adequate psychiatrische behandeling geboden en gelukkig vaak effectief.
Verder is het plegen van een moord of doodslag geen bewijs voor bezetenheid. In een psychose is men het contact met de realiteit verloren en kan men tot extreme en huiveringwekkende daden komen.
Ten slotte noemt Florijn de geschiedenis, die ds. Fraanje zich herinnerde, over een vrouw die bij huisbezoek „zo woest deed dat het net was alsof de duivel in haar losgelaten was.” Ze kalmeerde op het gebed van ds. Roelofsen.
De onderliggende gedachtelijn van Florijn lijkt hierbij te zijn dat een plotselinge genezing op het gebed aantoont dat er sprake is van bezetenheid. Ik denk dat deze redenering te kort door de bocht is. Bij een opmerkelijke genezing van bijvoorbeeld een kwaadaardige bloedziekte na een indringend gebed concluderen we toch ook niet dat er ‘dus’ sprake was van bezetenheid? Genezing op het gebed zie ik als een wonder, en dat lijkt me geen reden om een uitspraak te doen over de aard van de genezen aandoening. Ik ben trouwens benieuwd wat Florijn zou hebben geadviseerd als de vrouw niet was gekalmeerd.
Prooi
Zoals onze benen betrokken zijn bij het lopen, is onze psyche betrokken bij het geloof. Daarom kan een verstoring van ons psychisch functioneren direct gevolgen hebben voor ons geloofsleven en wordt de inhoud van psychische klachten vaak gekleurd door geloofsthema’s. Daarom gaat het fout als we geloof en psychiatrie van elkaar losmaken en tegenover elkaar zetten. Daarom zouden pastor en psychiater vaker moeten afstemmen met elkaar.
Persoonlijk geloof ik in de realiteit van de duivel. En ik denk dat mensen met een psychiatrische aandoening een relatief gemakkelijke prooi van hem kunnen zijn. Maar laten we niet te gemakkelijk spreken van bezetenheid. Dat kan voor iemand met psychische klachten de drempel om adequate hulp te zoeken nog verder verhogen.
De auteur is psychiater bij Eleos.