PvdA-wet tast kern onderwijsvrijheid aan
DEN HAAG. PvdA-Kamerlid Ypma gooit de knuppel in het hoenderhok door weer te beginnen over de acceptatieplicht van leerlingen in het bijzonder onderwijs. De initiatiefwet van de sociaaldemocrate tast een van de kernen van de vrijheid van onderwijs aan.
De discussie over de acceptatieplicht kent een lange geschiedenis. In 2005 presenteerden PvdA, SP, GroenLinks, D66 en LPF een initiatiefwet om de scheiding tussen witte en zwarte scholen tegen te gaan. Daarom zouden alle scholen alle leerlingen die zich aanmelden, moeten accepteren. De regel dat scholen onderschrijving van de grondslag mogen vragen, moest verdwijnen. Het vragen van respect voor de grondslag zou het maximale mogen zijn.
Ondertussen is duidelijk dat een dergelijke wet de scheiding tussen witte en zwarte scholen niet tegengaat. De kleur van de school hangt namelijk af van de kleur van de wijk en niet van de grondslag. Het bijzonder onderwijs in grote steden is gemiddeld niet witter of zwarter dan het openbaar onderwijs. Maar de wet werd desondanks niet ingetrokken.
PvdA-Kamerlid Ypma, die de indiening van de initiatiefwet overnam van haar collega Hamer, acht de wet nu nodig omdat in het kader van het passend onderwijs enkele bijzondere scholen leerlingen geweigerd zouden hebben omdat ze de grondslag van de school niet onderschreven, zo liet Ypma eind vorige week weten.
Of dat daadwerkelijk zo is, zal maandag moeten blijken. De Tweede Kamer debatteert over de toekomst van artikel 23 van de Grondwet, waarin de onderwijsvrijheid is vastgelegd. Ypma zal dan moeten aangeven hoe vaak leerlingen zijn geweigerd en wanneer.
De initiatiefwet treft vooral behoudende scholen met een christelijke, joodse en islamitische achtergrond. Zij vragen vaak van (ouders van) leerlingen onderschrijving van de grondslag. De scholen doen dat omdat ze op de scholen eenzelfde opvoed- en leefklimaat willen bieden als thuis bij ouders. Ongeveer 2 procent van het totaal aan scholen vraagt onderschrijving van de grondslag.
De wet treft de vrijheid van onderwijs in het hart. De onderwijsvrijheid kent drie brandpunten: de vrijheid van schoolbesturen om zelf het personeel te benoemen, de vrijheid om zelf de onderwijsinhoud en lesmethodes te kiezen en de vrijheid om het toelatingsbeleid te bepalen.
Als scholen in de toekomst niet langer onderschrijving van de grondslag kunnen vragen, betekent het dat scholen geen leerlingen kunnen weigeren die niet bij de school passen. Daarmee is de vrijheid om een eigen toelatingsbeleid te voeren om zeep geholpen.
Er bestaat in de Tweede Kamer een flinke meerderheid voor de wet. Na aanvankelijke twijfels, is ook de VVD voor. Alleen CDA, ChristenUnie en SGP zijn tegen de wet. Eerder konden de christelijke fracties de verdere behandeling van de wet in coalitieverband tegenhouden. Kennelijk lukt dat nu niet meer.
In de initiatiefwet staat een uitzonderingsbepaling voor scholen die tien jaar een consequent toelatingsbeleid voerden. Zij zouden per vijf jaar een uitzondering kunnen krijgen op de regel.
Maar SP en VVD hebben moeite met deze uitzonderingsbepaling. Als de wet plenair aan de orde komt, zal daarover de politieke discussie gaan. En als de bepaling wel in stand blijft, bestaat het behoudend religieus onderwijs bij de gratie van een uitzondering.