Geheimtaal niet reformatorisch
Vier predikanten reageerden vorige week in deze krant op het onderzoek van dr. J. Polder waaruit blijkt dat de helft van het psalmboek van 1773 niet wordt gebruikt. Maar niemand geeft aan hoe het nu verder moet binnen de reformatorische kerken, stelt ds. G. de Fijter
vast. Hij bepleit het zingen van de psalmen in verstaanbare taal. Vorig jaar verscheen het parallelpsalmboek ”Psalmen in tweevoud”, een psalmeditie van de oude berijming van 1773 en de nieuwe berijming van 1968 in één band. Daardoor wordt het mogelijk de geliefde en bekende psalmen te blijven zingen terwijl de door tijd, rijm en taal achterhaalde verzen in een nieuwe berijming gezongen kunnen worden.
De psalmen behoren tot de mooiste teksten uit de Bijbel. Het is een wonder dat God ons zelf zulke mooie liederen, gebeden en lofprijzingen geeft. Daarom is het enorm belangrijk dat we deze psalmen blijven zingen. Niet alleen een kleine selectie, maar het hele psalmboek. En om dat te blijven doen is het van groot belang dat we dat ook kunnen doen: in onze eigen, eigentijdse taal. Niet alleen met het oog op onszelf, maar vooral ook met het oog op de toekomst. Zodat de generaties na ons, met ons, psalmen zullen zingen.
Als er iets fundamenteel is in de christelijke gemeente, dan is het taal. De christelijke gemeente van de Reformatie leeft bij het Woord van God, de Bijbel. God is het die tot ons spreekt, door Zijn Woord. De reformatoren hebben dit zeer goed doorgehad. Ze hebben de Bijbel ’herontdekt’ en teruggebracht bij het volk. In de Rooms-Katholieke Kerk was de kerktaal namelijk Latijn, voor veel mensen in die tijd onbegrijpelijke taal.
Een klein deel van de staatsberijming van 1773 heeft een diepe emotionele laag geraakt binnen onze traditie. Prof. dr. A. de Reuver: „Veel bekende psalmen zijn schuilplaatsen om in te vluchten in lichamelijke en geestelijke nood. De christenmens weet er zich herkend en opgebeurd.” Voor dr. De Reuver is dat reden om het huidige psalmrepertoire ongewijzigd te laten, schrijft hij in een reactie op het onderzoek van dr. Polder. Hij gaat er gemakshalve aan voorbij dat de taal van de berijming van 1773 niet meer strookt met het huidige Nederlands en is tevreden met een kleine selectie. Dat doet de rijkdom van de psalmen tekort.
Verouderd
Om de psalmen in hun volle breedte op volgende generaties over te kunnen dragen, is het van groot belang dat de taal waarin ze berijmd zijn toegankelijk blijft. Bij het berijmen van psalmen gaat het er immers om de psalmentaal op een zuivere, doeltreffende en poëtische wijze te gebruiken, zodat de brontaal het meest tot haar recht komt, en de berijming zo dicht mogelijk bij de doeltaal komt.
En er spelen meer zaken mee. Het is van groot belang dat de berijmer goed omgaat met de bedoeling van de psalmist. Een psalmberijmer gebruikt de taal van zijn tijd. Daar is niets mis mee. Maar het zou verkeerd zijn om de eigen levenssfeer en gedachtewereld aan de psalm op te leggen. In de psalmberijming van 1773 is dit een aantal malen gebeurd. Het is niet voor niets dat woorden zoals deugd, rede, Opperwezen, zeden, Alzegenaar, vroom, Opperheer, Alvermogen regelmatig in de berijming van 1773 voorkomen.
Deze woorden zijn de weerslag van het (theologisch) klimaat uit die tijd. De tijd van de achttiende eeuw kenmerkte zich door moralisme en rationalisme. Zo heeft de berijming 1773 van Psalm 1 het over mensen „die oprecht en rein van zeden, met vasten gang het pad der deugd betreden.” Dat is heel wat anders dan de onberijmde Psalm 1. Het spreken over de deugd en over de zeden, waar de bijbeltekst zelf dat niet doet, keert regelmatig terug. Zie bijvoorbeeld: Psalm 58:8, Psalm 14:1, 2, en 3; Psalm 15:2 en 5 en Psalm 105:12 (”De vrome Jozef, rijk in deugd”), en Psalm 105:14 (”Van zijn verstand en deugd bewust, deed gans Egyptes opperheer, al d’ouderen luist’ren naar zijn leer”.) Drs. G. C. de Waard heeft 15 januari op deze pagina betoogd „dat er geen reden is om met wantrouwen naar het woord ”deugd” in de berijming van 1773 te kijken.” Het eigenlijke probleem is volgens hem „dat het woord in de betekenis die het toen had, verouderd is.” En daar gaat het nu juist om.
Vet en smeer
Wie verder bladert in het psalmboek zal ontdekken dat er veel woorden, zinnen en zinswendingen zijn die niet meer van onze tijd zijn. Dat hangt samen met het feit dat een psalmberijming altijd een parafrase is. Een psalmberijmer kan niet volstaan met het weergeven van de bijbeltekst alleen. Hij of zij is gebonden aan ritme, melodie en rijm, zodat allerlei woorden tussengevoegd worden. Dat zijn per definitie eigentijdse woorden. Zo spreekt de berijming 1773 van Psalm 3 over ”het saamgezworen rot”. Dat woord kennen wij niet meer. Het staat hier voor bende, of tegenpartijders. Andere voorbeelden vinden we in Psalm 19, Psalm 82 en Psalm 107. Daar wordt het woordje ”slechten” en het woordje ”gemeen” gebruikt. ”Slechten” betekende in die tijd ”eenvoudigen”. En het woordje ”gemeen” betekende ”gewoon”. De oude berijming van Psalm 63 heeft het over vet en smeer. Vele jaren geleden werden vet en smeer als grote lekkernijen beschouwd. Deze woorden wezen op overvloed. Maar tegenwoordig roepen ze heel andere gedachten op. In Psalm 36 van de oude berijming vinden we de regel: „Hier ’t vette van Uw huis gesmaakt;/ een volle beek van wellust maakt/ Hier elk in liefde dronken.” Ook hier wijst ”vet” op de overvloed. Maar wij zouden dat heel anders zeggen. ”Vet” in de modernste betekenis van het woord betekent ongeveer hetzelfde als cool, helemaal te gek. Het woord smeer doet ons eerder denken aan smeerolie en aan motoronderdelen die moeten worden schoongemaakt. En laten we het over de betekenis van het woordje ”wellust” in onze oversekste tijd maar niet hebben.
Woordenlijst?
Er zijn nog vele andere voorbeelden te noemen. Dergelijke woorden vragen om een verklarende woordenlijst. Er is wel een verklarend boekje verschenen van L. M. P. Scholten, ”Moeilijke woorden in de psalmen”. Maar dat kan niet de bedoeling zijn. Een goede psalmberijming heeft zo’n woordenlijstje niet nodig. Het doel van een berijming is immers niet het conserveren van het Nederlands van de achttiende eeuw. Het gaat erom dat de Hebreeuwse tekst zo vertaald wordt dat wij de psalmen in begrijpelijke taal kunnen zingen. Het is in 2002 aan een kind niet uit te leggen dat „’s Heeren goedheid kent geen palen” (Ps. 25:4) niets te maken heeft met een gewone paal.
Overigens gaat het niet alleen om enkele onbegrijpelijke woorden. Er zijn in de berijming van 1773 ook veel moeilijke zinsdelen te vinden. Het zijn vaak gedeelten uit psalmverzen die de predikant al niet meer opgeeft in de eredienst omdat hij ook wel ziet dat het onmogelijk is ze te laten zingen. Waardoor het psalmboek smaller en smaller wordt. Veel psalmverzen zijn onbekend omdat geen predikant ze op wil geven vanwege de verwarrende inhoud door taalkundige en dichterlijke stroefheid:
stip (u67(„Mijn haters, die mij stout bespringen/ (…) Zij zijn met vet als overtogen” (Ps. 17:5).
stip (u67(„Geen leeuw is heter op de jacht,/ Geen jonge leeuw kan, in zijn kuilen,/ met meerder list het oog ontschuilen” (Ps. 17:6).
stip (u67(„Wanneer Gij scholdt,/ Uw adem, fel ontstoken” (Ps. 18:5).
stip (u67(„Gij zult Uw pijlen wetten”, (Ps. 21:12).
stip (u67(„Ontbloot van grond om wortels in te maken” (Ps. 129:4).
stip (u67(„Van den pot ontslagen” (Ps. 81:6)
stip (u67(„Vindt lafenis aan hare frisse boorden” (Ps. 104:6).
stip (u67(„Maar God, aanschouwend al hun lagen,/ Die bloot zijn voor Zijn aangezicht” (Ps. 64:7).
stip (u67(„In ’t hoog gestoelt’ op Uwen knecht gebeten” (Ps. 119:12).
stip (u67(„Zij passen loos op mijne gangen/ met monden vol van adderspog” (Ps. 140:3). Zie voorts Psalm 68:15, 83:8, 97:2 etc.
plattekst (u15,1,0( Stap vooruit
Uit het bovenstaande blijkt dat de berijming van 1773 niet op alle onderdelen meer past in onze tijd. Het gaat er niet om aan te tonen dat de berijming van 1773 een slechte berijming is. Veel psalmen zijn goed toegankelijk en sluiten prima aan bij de onberijmde psalm. Die hoeven niet afgeschaft te worden. Maar we doen de dienst des Heeren te kort door die vele ”psalmen die lieflijk zijn en harten treffen” achterwege te laten omdat het onbegrijpelijke en verwarde taal voor ons is geworden. De psalmberijming van 1968 is qua taal een stap vooruit. Ds. Van Gorsel schrijft in het Gereformeerd Weekblad: „Als men het mij vraagt vind ik deze berijming én theologisch én literair een verbetering.” Daar moeten we dan ook eens consequenties uit trekken. Reeds voor de officiële uitgave van de berijming van 1968 heeft het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond -evenals Ds. G. Boer- ervoor gepleit de oude berijming en de nieuwe berijming in één bundel samen uit te geven. Toen is het er niet van gekomen. We zijn inmiddels dertig jaar verder, en nu is het wel gelukt: oude en nieuwe berijming in één: ”Psalmen in tweevoud.”
De moeilijke woorden en onbegrijpelijke zinnen uit de berijming van 1773 hoeven met deze bundel niet al zingende onderzocht te worden aan de hand van het eerder genoemde boekje ”Moeilijke woorden in de psalmen”. Geheimtaal met een verklarende index is niet reformatorisch. Wie de psalmen in ere wil houden moet vandaag duidelijk maken dat het in het zingen van psalmen niet gaat om geheimtaal maar om ”Geloofd zij God met diepst ontzag”. Per slot van rekening is zingen twee keer bidden.
Ds. G. de Fijter, hervormd predikant te Kampen en initiatiefnemer parallelpsalmboek ”Psalmen in tweevoud”.