Opinie

Trouwe toewijding is kompas voor predikant

De drukbezette dominee mag in een getrouwe toewijding ademruimte ervaren, reageert dr. M. J. Kater.

dr. M. J. Kater
25 September 2014 07:51Gewijzigd op 15 November 2020 13:08
„Wie niet in koninklijke onafhankelijkheid van mensen het Woord bedient, wordt monddood gemaakt.” beeld RD, Anton Dommerholt
„Wie niet in koninklijke onafhankelijkheid van mensen het Woord bedient, wordt monddood gemaakt.” beeld RD, Anton Dommerholt

„Help mij mijn vader terug te krijgen…” Na deze hartenkreet van een domineesdochter volgden vorige week een wat meer arbeidsdeskundig betoog (drs. H. R. Schaafsma), enkele andere meer positief getoonzette bijdragen van domineeskinderen en een suggestie om de visie op het ambt bij te stellen in de richting van een interpreterende gids (dr. René Erwich). Dat zou bevrijdend kunnen werken.

Nadere bezinning? Uitstekend.

Toch lijkt me dit niet de richting als oplossing voor de overladen dominee. Een handvol opmerkingen als uitgestoken hand.

1. Trouw en betrouwbaar

De Heere zegent geen gaven, maar toewijding. Dat is een gevleugeld gezegde en het lijkt me een nuttige aanwijzing.

„En voorts wordt in de uitdelers vereist dat elk getrouw bevonden worde” (1 Korinthe 4:2). Dat ”getrouw” moet blijken. Getrouw – 
dat is betrouwbaar. Ze kunnen op je rekenen.

Die trouw hoeft een dienaar geen hijgende herder te maken. De Heere weet wie Hij in dienst nam. Hij kent ook ons lichamelijk en psychisch uithoudingsvermogen. Zo kan de een trouw zijn wanneer hij werkdagen van twaalf uur (of meer) maakt, en de ander van acht uur.

Niet iedereen heeft dezelfde verantwoordelijkheid. Wel vraagt dit een goede taakverdeling met de andere broeders.

2. Vertrouwen

Wat me wezenlijk lijkt, is een basis van vertrouwen. Waar wederzijds vertrouwen is, kan er veel werk blijven liggen dat je zielsgraag zou willen doen, maar waar je niet aan toekomt.

Toch kun je gerust je hoofd neerleggen. Je weet immers allereerst dat de Koning van de kerk weet dat het geen luiheid is, maar onmacht.

Het doet dan weldadig aan als je merkt dat de broeders je hun vertrouwen geven, zodat ze je niet (wantrouwend) nalopen met een voortdurend: „Hebt u dit al gedaan en bent u daar al geweest?” Wantrouwen, hoe subtiel ook verpakt, maakt dienaren ziek.

3. Verleende volmacht

Iedereen weet dat de gereformeerde ambtsvisie niet als model in de Bijbel is terug te vinden. Dat betekent echter niet, en dat wordt hier en daar wel gesuggereerd, dat deze visie eenvoudig te vervangen is.

Er zijn tal van lijnen vanuit het Oude en het Nieuwe Testament –zij het hier en daar als stippellijn– waaraan in de gereformeerde theologie van het ambt zo veel mogelijk recht gedaan is. Is het nuttig de gedachte van ”interpreterende gids” een plek te geven in de gereformeerde ambtsvisie? Nadere overweging is het zeker waard. Wie de plaats van de wijze en de wijsheidsboeken in de Bijbel op zich laat inwerken, weet dat hier belangrijke aanwijzingen liggen over de invulling en de uitoefening van het ambt.

Toch zou het eenzijdig zijn om in reactie op een zogenaamd te ”hoge” ambtsopvatting te komen tot een wat meer ”democratische” coachende rol te gaan.Er is daarvoor een te rijke schakering van werkwoorden in het Nieuwe Testament die de dienst van het Woord en zo dienaren van het Woord typeren. Niet de minste is de ”proclamatie”, wat het beeld oproept van de gezonden heraut.

Wie niet in koninklijke onafhankelijkheid van mensen het Woord bedient, wordt monddood gemaakt. Dat ‘sloopt’ een dienaar van het Woord.

„Die mij oordeelt is de Heere” (1 Kor. 4:4). Als ”slaaf van Jezus Christus” hebben dienaren van het Woord echt(er) een vrij leven.

Laten we de brieven aan Timotheüs en Titus nog eens grondig doornemen: zowel als predikant en kerkenraad, als in de opleiding tot dienaar van het Woord.

4. Geen maskers

Laat alsjeblieft alle maskers thuis. Ik denk aan de regels van Willem de Mérode: „en geef me alle dagen het masker van een blij gezicht.” Geen maskers wil niet suggereren dat een dienaar van het Woord op visite moet gaan met zijn eigen problemen. Wel heeft hij –naast de zegen van een thuis in huis!– de oase nodig van een of enkele mensen met wie hij vertrouwelijk kan spreken.

Wat deftig geformuleerd bedoel ik met geen maskers: laten er zo weinig mogelijk lagen tussen iemands persoonlijkheid (als mens) en zijn functionaliteit (als predikant) liggen. Anders spelen we een rollenspel en dat lijkt me zeer vermoeiend.

Beoefen een beetje zelfspot. Wees allereerst kind en niet knecht.

5. Navolging

Ik wil geen van mijn broeders hard vallen, zeker niet hen die gebukt gaan onder zware lichamelijk en psychisch last. Maar laten we waken voor het gevaar van ”beroepsklagers”.

Wat doen we soms gewichtig op vergaderingen met onze (digitale) agenda’s. En, o, wat hebben we het druk, ja… Maar hoe zit het met onze stille tijd? Ons ”herkauwen”?

Niemand was er die het drukker had dan onze Heiland. Maar Hij had wel Zijn spreekuur met de Vader. En deze drukbezette Hogepriester is er vandaag om zijn zwakke dienaren op te vangen in medelijdende handen.

Soms geeft die ene regel je moed: „Hij weet wat van Zijn maaksel zij te wachten, hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten…” Dat krijg je nooit klein.

De auteur is als kerkelijk hoofddocent (gereformeerde) praktische theologie verbonden aan de TUA. Dit is de slotbijdrage op Forum n.a.v. de brief van de domineesdochter.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer