Kamer: Personeel uit Oost-Europa weren
Een meerderheid in de Tweede Kamer wil voorkomen dat werkloze Oost-Europeanen na de uitbreiding van de Europese Unie op 1 mei naar Nederland komen.
CDA, VVD en LPF houden vast aan dat standpunt, ook nu het Centraal Planbureau (CPB) heeft berekend dat de aantallen minder groot zijn dan eerder werd gedacht. Volgens het CPB willen jaarlijks 5000 tot 10.000 werknemers uit de nieuwe lidstaten in Nederland permanent aan de slag.
In de Kamer leeft de vrees dat de groep Oost-Europeanen toch groter zal zijn dan het CPB heeft uitgerekend, met name in de categorie tijdelijk werk in land- en tuinbouw en in de bouw. In deze sectoren zijn op dit moment al tienduizenden illegale Polen en Tsjechen werkzaam. CDA-kamerlid Bruls wijst erop dat jongeren in Limburg nu al geen leerlingplaats in de bouw meer kunnen vinden. „Ze worden weggeconcurreerd door goedkope Polen.” Hij pleit voor een overgangstermijn van twee jaar.
Als het aantal Oost-Europese nieuwkomers hoger uitvalt dan het CPB verwacht, kunnen de uitkeringslasten oplopen tot maximaal 70 miljoen euro. Na enkele jaren dalen die extra uitgaven echter tot nul, omdat de immigranten worden opgenomen door de arbeidsmarkt, aldus het planbureau.
Het kabinet had om de CPB-berekening gevraagd omdat er verschil van mening is over de vraag of Nederland zijn grenzen meteen moet openen voor werknemers uit de nieuwe EU-landen. D66-minister Brinkhorst (Economische Zaken) is daarvoor, maar VVD’er Zalm van Financiën wilde liever nog even wachten.
Zalm voorziet een vloedgolf van werknemers uit met name Polen. Dat zou slecht uitkomen op een moment dat Nederland door de economische terugslag toch al een oplopende werkloosheid kent. Deze vrees wordt gedeeld door de CDA-bewindslieden.