Leghennenhouders in problemen
Leghennenhouders hijsen de stormbal. Al twee jaar verdienen ze haast niets aan hun eieren of leggen er zelfs geld op toe. De rek is er nu uit. De afschaffing van de legbatterij, waarmee Nederland vooropliep, heeft de eiermarkt danig verstoord. Het einde van de misère is nog niet in zicht.
Kippenboeren klagen niet, maar dragen. Ze zijn er trots op dat ze produceren voor de vrije markt. De bijbehorende schommelingen in hun inkomen zijn ze gewend. Soms betekent dit dat er ingeteerd wordt op het eigen vermogen, andere jaren wordt er goed verdiend. Maar nu dreigt het faliekant mis te gaan. Het water staat veel ondernemers aan de lippen. Boerenorganisatie LTO Nederland waarschuwde eerder deze maand dat een kwart van de 900 leghennenhouders moeite heeft om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Diverse bedrijven zouden zelfs op omvallen staan.
Boeren die geen buffer meer hebben en aan een nieuw koppel kippen toe zijn, kloppen bij de bank aan voor aanvullende financiering. Geeft die het geld niet –banken zijn veel strenger dan vroeger, daar kan het midden- en kleinbedrijf over meepraten– dan zijn ze afhankelijk van de bereidheid van hun leverancier om de betaling uit te stellen. Voor de NOS-camera verklaarde een leverancier dat hij weinig keus heeft: de jonge hennetjes zijn al maanden eerder besteld, een alternatieve bestemming is er niet. Ook veevoerfabrieken leveren hier en daar op krediet.
De leghennenhouderij is een van de kleinere takken binnen agrarisch Nederland. De sector is jaarlijks goed voor de productie van ruim 10 miljard eieren, waarvan het leeuwendeel bestemd is voor de export. Bruine eieren voor verse consumptie blijven in Nederland of gaan naar Duitsland, in andere landen eten consumenten bij voorkeur witte eieren. De levensmiddelenindustrie –die eieren verwerkt in pasta’s en koekjes– kijkt, behalve naar de kwaliteit vooral naar de prijs.
Legperiode
Jan Willem Lagerweij is voorzitter van de kring leghennenhouders van de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP), die is gelieerd aan LTO. Hij bevestigt de moeizame situatie in zijn sector, al wil hij zich niet vastpinnen op percentages. „Er zitten zeker bedrijven in de problemen, dat kun je op je vingers natellen”, zegt hij.
Lagerweij rekent voor: „Een kip kost bij aankoop ongeveer 5 euro. De dieren leggen dertien tot vijftien maanden eieren, daarna brengen ze als soepkip nog 50 cent op. De investering in je dieren moet je tijdens de legperiode terug kunnen verdienen. Dat was de afgelopen tijd haast niet te doen. De eierprijs is al anderhalf jaar te laag, terwijl het voer door de gestegen graanprijzen veel duurder is dan vroeger. Als je alle kosten meerekent, hebben we in die tijd al 3 tot 5 euro per dier moeten toeleggen.”
Nu zijn leghennenhouders best wat gewend, zegt Lagerweij, die in Epe samen met zijn zoon een bedrijf met 80.000 dieren runt. „Eieren zijn een vrij product. De prijs wordt bepaald door vraag en aanbod. Er zijn altijd pieken en dalen geweest. Maar deze keer duurt het dal gewoon veel te lang.”
Harde cijfers onderstrepen die uitspraak. De NOP stelt wekelijks een zogenoemde richtprijs vast. Deze prijs is een graadmeter voor de situatie op de eiermarkt van dat moment en voor de kippenboeren een uitgangspunt bij de prijsonderhandeling met hun afnemers.
In maart 2012 piekte de NOP-richtprijs voor bruine scharreleieren met een gewicht van 62-63 gram (een belangrijke sortering voor tafeleieren) boven de 12 cent per stuk. Daarna zette een geleidelijke daling in. Afgelopen jaar was ronduit dramatisch: een groot deel van 2013 schommelde de richtprijs tussen de 4 en de 5 cent. Momenteel ligt hij weer dicht bij de 6 cent, maar dat is nog altijd te weinig om de kostprijs –volgens LTO 7,5 cent– goed te maken.
Berekeningen van het sociaaleconomisch onderzoeksinstituut LEI laten eenzelfde beeld zien. Het LEI brengt achteraf de daadwerkelijk betaalde prijzen in beeld. De systematiek is vanwege internationale standaarden wat anders –het LEI rekent met prijzen per kilo–, maar de trend is hetzelfde (zie grafiek): de eierprijs wil maar niet omhooggaan.
Ingreep
Dat het herstel van het evenwicht in de markt deze keer zo lang op zich laat wachten, heeft volgens Lagerweij alles te maken met het feit dat de Europese Unie de traditionele legbatterij in de ban heeft gedaan. Sinds 1 januari 2012 mogen alleen nog eieren uit diervriendelijkere stalsystemen in het winkelschap liggen. Deze ingreep heeft de eiermarkt in Europa danig verstoord en het evenwicht is nog niet terug, stelt de NOP-bestuurder.
Hij legt uit: „Toen het verbod van kracht werd, waren alleen Nederland en Duitsland er klaar voor. Hier hadden de meeste leghennenhouders hun stallen al omgebouwd, veelal naar een scharrelsysteem. Elders in Europa moesten veel stallen nog worden aangepast. Die stonden begin 2012 leeg, waardoor er tijdelijk een tekort aan eieren ontstond. De eierprijs liep toen heel sterk op.”
Hoewel de eierprijs later in het jaar weer daalde, staat 2012 bij de meeste Nederlandse legkippenboeren dankzij die piek als een goed jaar in de boeken. Dat was ook hard nodig, want 2011 was juist bedroevend. Dat had weer te maken met de toen al toegenomen eierproductie in Duitsland, dat al in 2010 de legbatterij verboden had.
Lagerweij: „In 2009 was er ook een tekort, omdat de Duitsers hun stallen aan het ombouwen waren. De eieren werden duurder. Maar in 2010 kwamen de Duitse bedrijven weer in productie. Bovendien hadden ze hun productie meteen een stuk uitgebreid. Daardoor zakte de eierprijs weer: 2011 was voor ons een moeilijk jaar.”
Datzelfde deed zich in 2013 voor, toen legkippenbedrijven in heel Europa weer volop in productie waren en vaak waren vergroot. Dat laatste is eigenlijk een natuurlijke reactie, die Nederlandse boeren bekend voorkomt: als je toch je stal moet vernieuwen en daar geld in steken, probeer dan meteen wat te groeien, zodat je je investering sneller terug kunt verdienen.
Overaanbod
Daar is niets mis mee, maar gevolg is wel dat er nu op Europees niveau sprake is van een overaanbod aan eieren. Dat treft de Nederlandse sector hard, omdat die vanouds sterk afhankelijk is van de export: twee derde van onze eieren gaat de grens over, vooral naar Duitsland, dat in tegenstelling tot andere belangrijke eierproducenten als Frankrijk en Spanje niet zelfvoorzienend is.
Probleem is dat de Nederlandse scharreleieren buiten Duitsland moeten concurreren met goedkope kooieieren, die daar de prijs zetten (zie kader). Dit zet Nederlandse en ook Duitse boeren op achterstand, want scharreleieren hebben een hogere kostprijs dan kooieieren, legt Lagerweij uit. „De huisvestingskosten zijn hoger omdat je minder kippen per vierkante meter stalruimte kunt houden. Ook de arbeidskosten zijn hoger. In een scharrelstal legt een deel van de kippen het ei niet in de legnesten, maar op de grond. Die moet je een paar keer per dag rapen. Wageningse onderzoekers hebben berekend dat één arbeidskracht met een kooisysteem 100.000 kippen kan houden, maar in een scharrelstal slechts 40.000 kippen. Een derde punt is dat de kippen in een scharrelstal meer voer vreten, omdat ze meer bewegen dan in kooien.”
Wat ook negatief uitpakt voor de eiermarkt is de import van nog goedkopere legbatterijeieren uit landen van buiten de Europese Unie. Deze batterijeieren mogen nog wel verwerkt worden in industriële producten, bijvoorbeeld pasta’s, ijs of cakes. „De levensmiddelenindustrie kijkt eerst naar kwaliteit en daarna vooral naar prijs”, zegt Lagerweij.
Aan deze eieren uit derde landen stelt de EU niet dezelfde dierenwelzijnseisen als aan die van de eigen boeren. De Nederlandse pluimveehouders vinden dat een slechte zaak. Lagerweij: „Het heeft te maken met afspraken in vrijhandelsakkoorden, maar tegenover ons is het niet eerlijk. Hier moet een einde aan komen.”
Boeren die nu in de problemen zitten, zijn vooral degenen die in de eerste helft van 2012 niet van de piek in de eierprijzen hebben geprofiteerd. Zij waren bijvoorbeeld nog bezig met de ombouw van hun stal. Hun bedrijven kwamen pas weer in productie toen de prijzen fors waren gedaald. „Deze bedrijven hebben geen reserves op kunnen bouwen. Zij kregen het slechte jaar 2013 over zich heen en nu weer een matig 2014”, zegt Lagerweij.
Liquiditeit
Izak Vermeij is onderzoeker bedrijfseconomie bij Wageningen UR Livestock Research, vroeger Praktijkonderzoek Veehouderij geheten. Hij heeft in juli voor de derde keer in anderhalf jaar tijd op verzoek van de leghennensector zogenoemde liquiditeitsprognoses gemaakt. Het gaat om een inschatting van de ontwikkeling van opbrengsten en kosten voor de komende zes maanden en daarmee de potentiële liquiditeitsontwikkeling van de bedrijven. Kippenboeren hebben de prognoses nodig om extra financiering bij de bank of krediet bij toeleveranciers te verkrijgen, bijvoorbeeld om nieuwe hennen te kunnen kopen.
Vermeij heeft nooit eerder meegemaakt dat er drie keer achter elkaar prognoses moesten worden gemaakt. „De situatie is zonder meer zorgelijk. Dit duurt te lang”, zegt hij.
Over de hele periode januari 2013 tot en met juni 2014 hebben de leghennenhouders geld toegelegd. De voerprijs is sinds vorig jaar weliswaar gedaald, maar onvoldoende om de lage eierprijs te compenseren. Vermeij voorspelde in juli ook een moeizaam derde kwartaal, en dat is uitgekomen. „In juli was de eierprijs, die in de zomer altijd laag is, iets beter, maar in augustus was er weer een extra dip. In september zitten we op de prognose.”
Voor het vierde kwartaal verwacht Vermeij een lichte verbetering van de saldo’s. Het ziet ernaar uit dat er dan toch minder nieuwe hennen zullen worden opgezet en dat de eierprijzen wat zullen aantrekken. Dat betekent overigens nog niet dat het einde van de overproductie in zicht is. „Boeren houden dieren langer aan en de productie per hen neemt nog altijd toe. Daardoor zal het aanbod eieren op een te hoog niveau blijven.”
Pluimveehoudersvoorman Lagerweij vindt vermindering van de eierproductie in Europa bitter noodzakelijk. „Dat proces is aan de gang, maar door het verbod op de legbatterij is de markt extra verstoord. Verplichte moderniseringen in een korte periode gaan altijd gepaard met uitbreiding. Frankrijk bijvoorbeeld produceert nu 10 procent meer eieren dan voor 2012.”
Van een oproep tot vrijwillige productiebeperking in Nederland, waar de meer radicale Nederlandse Vakbond Pluimveehouders onlangs mee kwam, verwacht Lagerweij weinig soelaas. „In de EU worden 350 miljoen leghennen gehouden, waarvan 30 miljoen in Nederland. Al leveren we hier 10 procent in, dan zet dat nog geen zoden aan de dijk. Zoiets moet je internationaal aanpakken.”
Intussen grijpen individuele pluimveehouders soms naar beproefde middelen. Zoals de kippen in de rui laten komen, iets wat met een aanpassing van de belichting in de stal enigszins kan worden gestuurd. De dieren leggen dan vier tot zes weken geen eieren, maar kunnen er daarna weer wat langer tegenaan, zodat minder snel een nieuw koppel nodig is. „Als je dit op het juiste moment kunt doen, zodat je de lage eierprijzen in de zomer misloopt maar wel profiteert van de normaliter oplopende prijzen in de herfst, kan het een plusje opleveren.”
Perspectief
De Rabobank, marktleider in agrarisch Nederland, meldt desgevraagd dat er bij ongeveer 15 procent van de leghennenbedrijven „vraagtekens zijn” als het gaat om perspectief op continuïteit. „Maar dit is heel iets anders dan dreigend bankroet. Het merendeel van deze bedrijven kan met steun van de bank, familie, crediteuren of de overheid –denk aan de Bbz (Besluit bijstandverlening voor zelfstandigen, TR)– door deze lastige periode heen komen”, stelt Ruud Huirne, directeur Food & Agri Nederland bij de Rabobank.
Boeren die bij de Rabobank aankloppen voor aanvullende financiering worden op de gebruikelijke manier beoordeeld. Maatwerk, noemt Huirne dat. „Uitgangspunt blijft voor ons dat er op de lange termijn een verdienperspectief is; dan is er in veel gevallen ook een oplossing te vinden. Klanten waar dat perspectief ontbreekt –dat is een minderheid– zijn ook niet geholpen met het stapelen van nog meer schulden.”
Legbatterij weg, kooiei gebleven
Hoe zit dat eigenlijk? Kooien zijn in Europa toch al 2,5 jaar verboden? Ja en nee. Wat per 1 januari 2012 niet meer mag in Europa, is kippen houden in traditionele legbatterijkooien: gazen kooien waarin de kippen dicht op elkaar zitten en waarin niets voor de dieren te beleven valt. Maar zogenoemde verrijkte kooien zijn, behalve in Duitsland en Nederland, niet in de ban gedaan. En pluimveebedrijven in andere landen zijn daar massaal op overgestapt, terwijl de Duitsers en de Nederlanders naar scharrelsystemen gingen.
In zo’n verrijkte kooi hebben de kippen wat meer vloeroppervlak per dier dan in de traditionele kooien. De kooien zijn ook wat hoger en zijn voorzien van zitstokjes, een krabmatje waarop de kip het idee heeft dat ze wat kan scharrelen en een afgeschermd hoekje waar het dier haar ei kan leggen.
Dit systeem komt veel minder aan het natuurlijk gedrag van de kippen tegemoet dan een scharrelstal. In een scharrelstal kunnen de kippen zich door de hele stal of een heel compartiment vrij bewegen. Op de dichte vloer ligt stro, waarin de dieren ‘echt’ kunnen scharrelen. Verder is er een aantal lagen legnesten, waar de kippen vrij naartoe kunnen fladderen om hun ei te leggen. Sommige stallen zijn ook nog eens voorzien van een uitloop naar buiten.
In Nederland zijn verrijkte kooien bij wijze van overgangsmaatregel nog tot 2021 toegestaan, elders in Europa is daar geen einddatum aan gesteld. „In de zuidelijke lidstaten zit 80 procent van de kippen in verrijkte kooien”, weet leghennenhoudersvoorman Jan Willem Lagerweij.