FNV, CNV en MKB-Nederland stelden woensdag dat zij het met Rutte eens zijn dat fondsen een gemiddelde dekkingsgraad van 130 procent moeten opbouwen om de uitbetaling van pensioenen zeker te stellen.

De sociale partners hebben dinsdagavond overleg gehad met de bewindsman en minister Zalm van Financiën. VNO-NCW liet weten dat de partijen elkaar „heel dicht genaderd zijn.” Het is volgens G. Verheij van de werkgeversorganisatie alleen nog wachten op berekeningen, die naar verwachting volgende week klaar zijn. Daaruit moet blijken of alle partijen tevreden gesteld kunnen worden en of er sprake kan zijn van een akkoord.

De ondernemers en vakbeweging stelden eerder dat de door Rutte voorgestelde zekerheidseisen voor het Financieel Toetsingskader voor de nieuwe Pensioenwet te zwaar zouden zijn. Zij vrezen dat door hoge premies voor werknemers en werkgevers de pensioenen op termijn onbetaalbaar worden.

Volgens een notitie van de staatssecretaris die wordt ondersteund door het kabinet is het toelaatbaar dat de kans dat vermogensbuffers van een pensioenfonds volledig worden gebruikt, 2,5 procent bedraagt. Dat betekent dat er één keer in de veertig jaar sprake mag zijn van een onderdekking.

De sociale partners pleiten voor een zekerheidsmaat van 95 procent, ofwel 5 procent kans dat de buffers worden benut en dat eens in de twintig jaar. „Het is de vraag hoe hoog we de lat moeten leggen. Wat maakt 2,5 of 5 procent uit voor de dekkingsgraden en de pensioenkosten? Het lijkt erop dat we eigenlijk heel dicht bij elkaar zitten”, aldus Verheij.

Vice-voorzitster K. Roozemond van de FNV wijst erop dat het uiteindelijk draait om de feitelijke pensioenkosten. „We zijn het er met z’n allen over eens dat een dekkingsgraad van 130 procent voldoende is en dat we niet meer moeten willen, omdat anders de premies te hoog worden. We verwachten dat zowel bij een zekerheidsmaat van 97,5 als van 95 procent de vereiste dekkingsgraad op circa 130 procent uitkomt.”