Meer joden in katholieke gemeenten overleefden oorlog
Joden die in de Tweede Wereldoorlog onderdoken in gemeenten waar veel katholieken woonden, hadden meer kans de oorlog te overleven dan joden die in gereformeerde gemeenschappen een schuilplaats zochten. Hun kans op overleving heeft niet samengehangen met het aantal NSB’ers in de gemeente of met de gezindheid van de burgemeester.
Dat blijkt uit een onderzoek van historicus en politicoloog M. Croes en socioloog P. Tammes, waarop zij volgende week dinsdag aan de Katholieke Universiteit Nijmegen promoveren. Croes en Tammes hebben als eersten de percentages overlevende joden per plaats en provincie geordend. Hun conclusies wijken af van eerdere bevindingen van de oorlogshistoricus L. de Jong.
In Nederland is tot nu toe, op basis van het onderzoek van De Jong, aangenomen dat de overlevingskans van joden relatief hoog was in gemeenten waar veel gereformeerden woonden. Croes en Tammes stellen op basis van archiefonderzoek dat juist het omgekeerde het geval is geweest.
Zij onderschrijven dat gereformeerden opvallend vaak betrokken zijn geweest bij georganiseerd verzet tegen de Duitsers. Dat had echter een onbedoeld bij–effect: de Duitsers richtten hun aandacht meer op deze gemeenschappen en deden daar meer invallen. Daarbij vonden zij ook meer ondergedoken joden, die vervolgens zijn gedeporteerd.
De beide onderzoekers schatten op basis van tot nu toe ongebruikte bronnen dat in Nederland 27.995 joden hebben geprobeerd onder te duiken. Dat aantal is aanzienlijk hoger dan de ruim 22.000 die tot nu toe als maximum gold. Croes en Tammes denken bovendien dat het werkelijke aantal onderduikers nog enkele duizenden hoger heeft gelegen. Zij hebben voor 306 van de vijfhonderd gemeenten waar joden woonden het percentage overlevenden kunnen uitrekenen. Zo overleefde in Amsterdam maar een kwart van de joden de oorlog, terwijl in Enschede meer dan de helft in leven is gebleven.
Joden die onderdoken in gemeenten met een relatief hoog aantal ’foute’ Nederlandse agenten, zijn het meest betrapt en opgepakt. Ook in gebieden met een radicaal bureau van de Duitse politie was de overlevingskans klein volgens de promovendi. In plaatsen waar veel Nederlandse nationaal–socialisten deelnamen aan de vrijwillige politie volgde het aantal razzia’s elkaar snel op, omdat de Duitsers daar voldoende handlangers hadden.
Croes en Tammes menen dat de rol van de katholieke kerk tijdens de Tweede Wereldoorlog nader onderzoek verdient. Zij constateren dat het aantal leden van de vrijwillige hulppolitie afnam naarmate er meer katholieken in een gemeente woonden. De onderzoekers vermoeden dat dit een gevolg is van de stellingname van de bisschoppen tegen het nationaal–socialisme en de jodenvervolging.