Ons volk
Jeremia 2:13
„Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan: Mij, de Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden.”
De Heere noemt de misdaad van Zijn oude volk een dubbele misdaad, waarover de hemelen zich ontzetten, zeer verschrikten en woest werden. Maar niet minder mag de misdaad van ons volk zo genoemd worden. Onze misdaad is ook een dubbele misdaad. Het is niet slechts verlating van de Heere, de God van onze vaderen, de Springader van levend water, Die Zich bij de vestiging van onze staat en het planten van Zijn tempel onder ons als de God van onze vaderen Zich aan ons openbaarde. Ook door een reeks van bijzondere gebeurtenissen zijn dit echt „wonderen van de Allerhoogste” genoemd. Maar het is ook verloochening, ondankbare versmading van al deze bewijzen van Zijn liefde en hoogst strafbaar om in Zijn plaats andere goden en andere godsdiensten te stellen, met verzaking van Hem, de enige ware God, en Zijn geopenbaarde waarheid en dienst te verwaarlozen.
Deze misdaad pleegden wij tegen die God Die ons land als een tweede Kanaän met Zijn zegeningen boven alle volken van Europa overladen had. Die ons land als een tweede Kapernaüm tot de hemel toe verhoogd had. Zo vonden wij, die met Gods Woord begunstigd zijn, daarin het klaarste onderwijs aangaande de raad van God tot zaligheid. Als wij tenminste dit Woord zonder verdraaiing willen opvatten, zoals God het ons geeft, en ons door Zijn Heilige Geest daaruit willen laten onderwijzen!
B. Moorrees, predikant te Wijk
(”Leerrede”, 1841)