Gezamenlijk optreden gebeurt dan ook als dat nodig is, legt hij uit. „In de wereld is momenteel sprake van heel veel terrorisme. Het is er in alle vormen en maten, ook in Europa. Daarom werken de Europese antiterreureenheden zoals de Nederlandse DSI, samen. We kunnen voor alle scenario’s opschalen en de noodzakelijke inzet samenstellen.”

De Europese antiterreurteams zijn georganiseerd onder de naam Atlas. Onder de leiding van het land waar moet worden opgetreden, kunnen alle teams uit de EU naadloos gezamenlijk opereren. „Antiterreurteams uit andere landen kunnen dus met ons onder onze leiding in Nederland actief zijn en omgekeerd ook. Teams van de DSI kunnen ook in andere landen opereren.”

Zowel de procedures voor het ingrijpen bij een terreuractie, als het verlenen van medische levensreddende hulp tijdens een operatie zijn onderling afgestemd en gelijk. Ze worden regelmatig met elkaar getraind.

„Het kan gaan om het kapen van een cruiseschip, het plegen van verschillende aanslagen tegelijk, zoals eerder in Londen, tot een enkele dader zoals in het Joods Museum in Brussel”, geeft de DSI-leider aan. „Daarom is het essentieel dat de antiterreurteams uit de verschillende Europese landen met elkaar kunnen samenwerken en elkaar snel kunnen versterken als dat nodig is.”

Atlas draait al lang, erkent de DSI-commandant. „We zijn dus al heel goed op elkaar ingespeeld. We zijn onderling uitwisselbaar. De eenheden uit de verschillende EU-landen kunnen blindelings met elkaar werken.”

Uit ervaringen zoals bijvoorbeeld bij het bloedbad in Noorwegen dat massamoordenaar Anders Breivik aanrichtte of de vele doden die vielen bij het bevrijden van de gegijzelde bezoekers van een theater in Moskou, is ook een extra vaardigheid ontwikkeld: Het geven van levensreddende hulp als een operatie nog bezig is.

De commandant: „De teams hebben ook leden die naast hun gewone inzet zijn opgeleid om die levensreddende handelingen onder moeilijke omstandigheden uit te voeren. Dit kan dodelijke slachtoffers schelen, omdat medische hulp voorheen pas kon worden geboden na het veiligstellen van het operatiegebied.”