Analyse: Kan PvdA-leider Samsom zijn karwei afmaken?
DEN HAAG. Minimaal 2017 en eigenlijk 2025, dat was het einddoel dat PvdA-leider Samsom bij de start van het kabinet voor ogen stond met zijn „project” om Nederland vooruit te helpen. De vraag is nu echter of dat project 18 maart 2015 wel overleeft.
Vanuit het ministersvak maakte minister Dijsselbloem van Financiën dinsdagmiddag een opvallende foto. Terwijl hij op het punt stond het koffertje met de rijksbegroting en de miljoenennota aan de Kamer te presenteren, zette hij de tientallen fotojournalisten die zich voor hem stonden te verdringen ook zélf op de gevoelige plaat.
Het was natuurlijk vooral een gebbetje, bovendien met een van de journalisten geleende camera, maar heel even drong toch het beeld op van een minister die zich realiseert dat deze Prinsjesdag in zijn huidige functie wel eens de laatste zou kunnen zijn.
Dinsdag presenteerde het kabinet een rijksbegroting die dankzij de steun van D66, ChristenUnie en SGP al op voorhand van voldoende politiek draagvlak is voorzien. Dat is andere koek dan vorig jaar, toen de Prinsjesdagplannen slechts het startakkoord vormden van een felle onderhandelingsstrijd met de –veel te lang genegeerde– oppositie.
Her en der klinkt het nu dat het kabinet de regie daarmee weer in handen heeft genomen. Maar de regie lijkt het komende half jaar toch vooral in de handen van de kiezer te liggen.
Waar Prinsjesdag normaal gesproken voldoende vergezichten schetst om de komende 12 maanden mee te vullen, stokt de blik vooruit nu bij 18 maart 2015, de dag dat Nederland naar de stembus mag om nieuwe Provinciale Staten te kiezen en daarmee tevens een nieuwe Eerste Kamer.
Hamvraag is of de huidige politieke tandem van vijf partijen daar voldoende zetels in handen houdt om ook de komende jaren samen aan overlegtafels het beleid te kunnen bepalen. En áls dat al lukt, of de electorale pijn voor de PvdA niet zó groot zal zijn dat doorgaan voor PvdA-leider Samsom eigenlijk geen optie is. Dat in sommige peilingen de PvdA op een droevig dieptepunt van 11 zetels is beland, geeft de sociaal-democraten vooralsnog weinig reden tot hoop.
Het meest pregnant wierp “18 maart” gisteren zijn schaduw vooruit in de vaagtaal van VVD en PvdA over een hervorming van het belastingstelsel: ergens in de nabije toekomst, maar voorlopig even niet.
Tussen de regels door viel te lezen dat dit een berekende stap op de plaats is, omdat weer een nieuwe ronde van uitruilen (zoals het schrappen van toeslagen tegen meer belasting op vermogen) voor de PvdA, met de verkiezingen in aantocht, wel eens teveel zou kunnen zijn.
Nadat VVD en PvdA bij de start van hun kabinet de minderheidspositie in de Senaat, zoals later pijnlijk zou blijken, al hadden onderschat, lijkt de Senaat nu op 18 maart opnieuw voor de nodige hoofdbrekens te gaan zorgen.
In een gesprek met de media reageerde premier Rutte gisteren met de van hem bekende luchtigheid op vragen over de positie van de PvdA in het licht van die naderende verkiezingen. De partij gaat volgens hem heus wel aantrekken in de peilingen, suste hij, omdat óók PvdA-kiezers inzien dat de grootschalige verbouwing van de verzorgingsstaat (WW, zorg, bijstand, AOW) keihard nodig was.
En inderdaad, als het met alle hervormingen en decentralisaties lukt de verzorgingsstaat betaalbaar te houden en tegelijkertijd toegankelijk voor hen die ervan afhankelijk zijn, dan zal de kiezer de PvdA vast willen belonen. Helaas voor de partij komt de duidelijk hierover niet al vóór 18 maart. Tot die tijd geldt dat wat voor VVD’ers vooral één groot avontuur is -wat er ook gebeurt, het wordt in ieder geval goedkoper!- voor veel PvdA’ers juist als een donkere wolk is, die zij met angst en beven -als dat maar goed gaat!- tegemoet zien .
De partij heeft daarmee in het huidige tijdsgewricht een uiterst moeilijk verhaal te vertellen. Wat de hervormingen betreft ziet de PvdA-kiezer immers vooral dat er weliswaar hard gesnoeid wordt in de zorg, maar tegelijkertijd in 2015 de zorgpremie stijgt evenals het eigen risico, terwijl de zorgtoeslag juist fors daalt. De werkloosheid bevindt zich daarnaast nog altijd slechts marginaal onder het hoogste punt aller tijden, terwijl de ww wordt ingekort en de economie maar niet van de grond wil komen.
PvdA’er Dijsselbloem mag dan weliswaar onder de gemiddelde Nederlander de meest populaire bewindsman zijn, de vraag dringt zich op of hij dat ook is onder de PvdA-kiezers die in 2012 stemden op een partij die aangaf de binnenlandse economie belangrijker te vinden dan de Brusselse regels. Niet alleen sloot de PvdA direct na de verkiezingen een pact met de partij tegen wie ze zich wekenlang het meest had afgezet, de Brusselse regels wonnen het met een bezuinigingspakket van 26 miljard euro ook nog eens van die binnenlandse economie.
Een andere PvdA-bewindsman, minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, werd terecht populair door zijn kordate optreden in de nasleep van de ramp met de MH17. Toen hij er moest staan, stond hij er, maar juist nu de PvdA –electoraal én geopolitiek– hem harder nodig heeft dan ooit, vertrekt hij naar nota bene Brussel; het beeld achterlatend van een kapitein die net op tijd het zinkende schip verlaat.
Toch hoeft (na nederlagen bij de gemeenteraads- en de Europese verkiezingen) een nieuwe verkiezingsnederlaag in maart voor de PvdA niet zonder meer het einde te betekenen van dit kabinet. Breken zal de PvdA immers weinig opleveren. De vraag is of ook Samsom in dat geval na 18 maart betrokken blijft bij „zijn project”. Wellicht heeft hij daar, politiek strateeg die hij is, ook al rekening mee gehouden. „We zijn bezig met iets dat groter is dan wijzelf. En zeker dan ikzelf”, sprak hij in 2012 al mogelijk veelbetekenend.