Kostwinners? Ach, we hebben ze toch op video?
DEN HAAG. De kostwinner dreigt langzaam uit te sterven én hij heeft het moeilijk. Maar er is eigenlijk niemand die dat nog interesseert.
Je zult maar tot de uitstervende groep van kostwinners behoren. Dan betaal je niet alleen veel meer belasting dan gelijksoortige huishoudens met twee inkomens, je zat de afgelopen jaren ook vaak in de hoek waar de hardste klappen in de koopkracht vielen.
Maar wat misschien nog het ergste is: er is vrijwel niemand die zich nog om je bekommert.
Als ouderen inleveren, trekken bonden, ouderenkoepels, of zelfs heuse ouderenpartijen direct met veel bombarie aan de bel. Maar als, zoals blijkt uit de al uitgelekte Prinsjesdagstukken, het de modale kostwinner is die (met een koopkrachtval van 2,75 procent in 2015) het gelag betaalt, dan blijft het stil.
Natuurlijk; het is een probleem van voorbijgaande aard. Want over een tijdje zijn ze er niet meer, die kostwinners. Jan Modaal heeft nu eenmaal steeds vaker een werkende vrouw.
Was het model van de kostwinner met een niet-werkende partner in de jaren vijftig en zestig nog eerder regel dan uitzondering, in de jaren zeventig begon de Grote Afkalving. In 1997 kwam het aantal eenverdieners met 940.000 zelfs voor het eerst uit onder de grens van 1 miljoen. Op dit moment zijn er nog zo’n 550.000 kostwinners, tegenover vier keer zo veel tweeverdieners.
De redenen zijn bekend: voortschrijdende emancipatie en zelfstandigheid zorgden ervoor dat vrouwen met hun hogere opleidingsniveau steeds vaker rammelden aan de poorten van de arbeidsmarkt.
Maar het was niet alléén een autonome ontwikkeling. Opeenvolgende kabinetten hebben een grote rol gespeeld, door ook financieel de emancipatie en het daaruit voortvloeiende tweeverdienersmodel te stimuleren. En hoewel volgens het CBS het welvaartsniveau onder tweeverdieners „over het algemeen hoog” is, gingen ze daar de afgelopen jaren vrolijk mee door.
Niet alleen niet-christelijke partijen maakten zich hieraan schuldig. Het was nota bene het CDA dat in 2002 voorstelde om het mes te zetten in de algemene heffingskorting voor de niet-werkende partner. De ChristenUnie stemde daar, zij het onder voorwaarden, in 2009 mee in.
De toen gestarte stapsgewijze afbouw van die heffingskorting maakt de al bestaande verschillen in fiscale druk (vanwege de progressie in het belastingstelsel plus grote participatiebonussen als de arbeids- en combinatiekorting) tussen kostwinners en tweeverdieners nog ieder jaar groter.
In deze krant becijferde hoogleraar staats- en bestuursrecht Jos Teunissen (Open Universiteit) dat kostwinners door de afbouw van de heffingskorting tot ruim twee keer meer belasting betalen dan tweeverdieners met hetzelfde gezinsinkomen. Door de maatregel van het huidige kabinet om heffingskortingen deels inkomensafhankelijk te maken, kan dat de komende jaren zelfs oplopen tot bijna drie (!) keer zo veel.
Mede daardoor ziet ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) de kostwinner steeds verder wegzakken in de inkomensverdeling. „Eenverdieners zijn hard op weg een kwetsbare groep te worden”, concludeerde de denktank van de regering recent in een rapport.
Maar wie kan dat eigenlijk nog schelen? In Den Haag in ieder geval vrijwel niemand meer. De alleenverdiener is hier een relict uit vervlogen tijden. „Sterft hij uit? Nou en? We hebben ze toch op video”, lijkt welhaast de standaard beleidsreactie op de electoraal versplinterde groep van kostwinners, nog het meest te vinden onder ouderen, laag opgeleiden, allochtonen en in reformatorische kringen. De eenverdiener is ouderwets en daarom wil je er als fatsoenlijke partij eigenlijk liever niet mee worden geassocieerd.
Er wordt dan ook geen moeite gedaan om het leven van de kostwinner te rekken, dan wel dat leven op zijn minst iets draaglijker te maken. Ook bij de recente begrotingsonderhandelingen gaven de meeste partijen aan tafel geen krimp bij het zien van de nieuwste teruggang voor modale eenverdieners (die aanvankelijk zelfs nog groter was dan 2,75 procent).
Zeker, de SGP probeerde het, meteen al toen de partij tijdens Rutte I voor het eerst gedoogsteun kon verlenen. Op instigatie van de staatkundig gereformeerden werd er zelfs een belastingcommissie aan het werk gezet om na te denken over een ander fiscaal stelsel en daarbij ook aandacht te besteden aan een meer ”leefvormneutrale” inkomstenbelasting.
Tot verbazing van de SGP kwam deze commissie-Dijkhuizen met een plan waarin nog altijd arbeidsparticipatie –en niet gezinsdraagkracht– hét criterium bleef en waar de kostwinner dus weinig mee opschoot. Om het voor de SGP nog wat erger te maken, stelde de commissie zelfs voor om de giftenaftrek (die donaties stimuleert aan kerken en goede doelen) de nek om te draaien.
Tijdens Rutte II probeerde de partij opnieuw iets voor de eenverdiener gedaan te krijgen. Dat resulteerde bij het herfstakkoord in 2013 in de toezegging van het kabinet dat kostwinners met een modaal inkomen er (door de integratie van het kindgebonden budget in een nieuwe huishoudentoeslag) bijna 3 procent in inkomen op vooruit zouden gaan. Dat zou de pijn voor kostwinners enigszins verzachten, maar hier is nog altijd niets van terechtgekomen. Recent werd zelfs duidelijk dat de huishoudentoeslag (te complex!) er helemaal niet komen gaat.
De SGP zal het kabinet aan zijn eerdere toezegging willen houden om, dan maar op een andere manier, iets voor de kostwinner te regelen, in ruil voor alle SGP-steun aan het kabinetsbeleid.
De kostwinner zal dus nog even geduld moeten oefenen. En mag, omdat zijn beloofde zoet nog volgen moet, tevens hopen dat Rutte II de naderende Provinciale Statenverkiezing overleeft.