Eerbewijs voor ”vijanden van het volk”
Sommigen laten hun tranen de vrije loop. Anderen trekken een verkrampt gezicht. Iedere aanwezige op het Moskouse Loebjankaplein strijdt op zijn manier met de pijnlijke herinneringen aan de communistische terreur die Rusland meer dan zeventig jaar in haar greep had.
Net als in andere Russische steden gisteren zijn ze bijeen ter ere van de Dag van de Slachtoffers van de Politiek Repressie. Verzamelplaats is het onofficiële monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van Stalin, een grote kei tegenover het voormalige hoofdkwartier van de KGB.
De meesten van de kleine 2000 aanwezigen hebben de pensioengerechtigde leeftijd al lang geleden bereikt. Velen zeggen sinds de instelling van de herdenkingsdag in 1991 elk jaar aan de bijeenkomst te hebben deelgenomen.
Deze begint met een minuut stilte, gevolgd door toespraken van voormalige politieke gevangenen. Een van hen herinnert eraan dat veel slachtoffers van de communistische terreur nooit zijn teruggevonden. „Hoeveel er nog liggen in de talloze massagraven in Rusland, weet niemand.”
Een ander wijst naar de enorme kaart van de Sovjet-Unie die bij het podium hangt. „Hier zijn alleen maar de 300 bestuurlijke eenheden van de goelag aangegeven. Onder elk bestuur vielen weer ontelbaar veel kampen.”
Onverschillig
Sprekers roepen de autoriteiten ertoe op eindelijk een officieel monument te onthullen ter herinnering aan de miljoenen slachtoffers van het communisme. Volgens hen staat velen hier nog steeds onverschillig tegenover. Ook vandaag zijn slechts vertegenwoordigers van de meest liberale partijen aanwezig.
En waarom leggen buitenlandse hoge gasten van Poetin wel een krans bij het graf van de onbekende soldaat en niet bij deze herdenkingssteen? Ook koningin Beatrix heeft tijdens haar staatsbezoek in juni deze gevoelige plek gemeden, hoewel zij eerder wel interesse had getoond.
Na afloop van de toespraken leggen de deelnemers hun meegebrachte bloemen en kransen neer bij de kei, afkomstig van de Noord-Russische Solovjetsjki-eilanden.
De steen werd elf jaar geleden hier neergelegd door leden van Memorial, de belangenvereniging voor slachtoffers van de communistische terreur. Het is nog immer een van de weinige monumenten in Moskou die aan hen zijn gewijd.
Een beter symbool kon Memorial niet uitkiezen. Op de Solovjetsjki-eilanden richtte Vladimir Lenin kort na zijn staatsgreep van 1917 het eerste concentratiekamp in voor politieke tegenstanders.
Maar ook vele intellectuelen, geestelijken en andere onschuldige burgers kwamen hier door bruut geweld om het leven. Want iedereen die niet voor het bolsjewisme was, was volgens Lenin automatisch tegen en dus vijand van het volk.
Hoeveel miljoenen vijanden van het volk sindsdien zijn omgekomen zal wel nooit helemaal worden opgehelderd. Aleksandr Jakovlev, voorzitter van de presidentiële commissie voor de rehabilitatie van politieke gevangenen, schat dat er zo’n 62 miljoen Sovjet-burgers zijn gedood door politieke repressie tussen 1917 en 1945. En voor de hele communistische periode noemt hij het getal van 100 miljoen, „inclusief ongeboren kinderen.”
Lotgevallen
De meeste aanwezigen op het Loebjankaplein hebben in de Sovjettijd hun ouders of andere naasten verloren. Velen durven pas sinds de val van het communisme openlijk over hun lotgevallen te spreken, anderen zijn nog steeds bang de waarheid te vertellen.
„Bijna mijn hele familie is in 1937 opgepakt en gefusilleerd”, zegt de voormalige actrice en goedgeklede Jekaterina Bezzoebnaja. „De geheime dienst NKVD haalde onder mijn ogen mijn vader weg. Ik was nog een klein meisje, maar ik ben dat moment nooit meer vergeten. En ook niet de angst van die dag. Ik ben altijd bang gebleven voor politie en andere autoriteiten.”
Haar vader werd in 1957 gerehabiliteerd. Maar pas in 1996 kreeg ze te horen dat hij vrijwel direct na zijn arrestatie was vermoord. „Terwijl ik jarenlang in de veronderstelling leefde dat hij nog in leven was.”
Ook Jana Leontsjoek verloor haar vader, opa en andere familieleden tijdens de terreurjaren onder Stalin. „En zij werkten nota bene aan de socialistische opbouw van ons land. Maar ze werden schuldig bevonden aan zogenaamde politiek oppositie. Ik heb mijn vader nooit meer gezien. Hij is in 1962 gerehabiliteerd, maar de autoriteiten hebben nooit officieel verteld waar en hoe hij is overleden.”
Vervolgens laat ze bijna trots haar speciale pas zien waarin officieel vermeld staat dat ze slachtoffer is van politieke repressie. Deze geeft onder meer kortingen op het openbaar vervoer. De betekenis voor haar en de meeste anderen bezitters van de pas is echter vooral moreel. De pas is een officiële erkenning voor het feit dat ze slachtoffers zijn geweest van de communistische terreur. Nu dus nog een officieel monument.