Geke van de Merwe is al zestig jaar verliefd op de Biesbosch
HEESBEEN. Negen maanden heeft Geke van de Merwe-Wouters (1939) gewerkt aan haar boek ”Leven en overleven in de Biesbosch”. Vanmiddag overhandigde haar zus, oud-staatssecretaris Kraaijeveld-Wouters, het eerste exemplaar aan Jo den Tuinder, weduwe van de stichter van het Biesbosch Museum. Geke van de Merwe: „Ik mis de natuur en de mensen nu al.”
De schrijfster –in haar werkzame leven actief als verpleegster en journalist/redacteur– woonde in Dordrecht en Dubbeldam en maakte bijna zestig jaar geleden met haar man kennis met het natuurgebied. „Ik was op slag verliefd.”
En die liefde duurde voort. Ook toen het echtpaar in het Brabantse Heesbeen, bij Heusden, neerstreek. „De Biesbosch geeft mij een heerlijk gevoel van thuiskomen. Ik houd intens van dit grillige gebied. Van zijn brede wateren en meanderende kreken, zijn wisselende vergezichten. Van het zeilen van einder naar einder. Samen met mijn echtgenoot struinen door de natuur van begaanbaar gemaakte eilandjes waar we ooit de griendwerkers hebben zien ploeteren. Als ik het gebied over het Spijkerboor, ’t Steurgat of ’t Gat van de Hardenhoek in vaar, gaat mijn hart open. Ik hoor daar gewoon thuis.”
En dat blijkt uit het boek dat gebied en bewoners in beeld brengt. De tientallen interviews, de reportages, de verhalen over de Tweede Wereldoorlog en de recente ontwikkelingen door het project ”Ruimte voor de Rivier” vormen samen een bijzondere combinatie.
In het boek staat ook een recensie van een kerstconcert dat Van de Merwe bijwoonde in een boerenschuur in december 2013. „Wat doe je dan? Dan pak je je blocnote.” Net zoals ze schrijft over vervelende zaken die in het gebied gebeurden, zoals ongelukken en drugsgebruik. „Ik ging daar met ons bootje als journaliste gewoon bij kijken. Ik ben geen held, maar ook niet bang. Ik maakte gebruik van mijn leeftijd: een oudere vrouw doen ze niks.”
De natuur is de verbindende factor in het boek. Ook de bewoners komen uitgebreid aan bod. „Ze zijn gewend aan de ongemakken van het veraf wonen. Zijn soms een tikkeltje afstandelijk, lopen de deur niet plat bij hun buren, maar staan wel voor hen klaar. Ze zijn niet romantisch, oh nee. Wel nuchter, jazeker. Er zitten ook buitenbeentjes bij.”
Van de Merwe sprak met hen en moest naar een aantal letterlijk op zoek. „Voeren we een halfuur om bij hun woonplaats te komen. Dan kreeg je Biesboschkoffie met water uit de regenput. Ik heb van sommigen zo veel geleerd. Dan zat ik te luisteren en vergat op te schrijven wat ze zeiden. Heel bijzonder.”
”Leven en overleven in de Biesbosch” is een boek over de natuur. En over mensen. „En over God”, benadrukt de predikantsdochter. „Ik ervaar God in de natuur, in Zijn Schepping. God is het Die daar alles laat groeien en bloeien. Maar je kunt Hem ook ontmoeten in de omgang met mensen.” Zoals die oude griendwerker die dichtte: „Als God de grienden weer ging kleuren, In duizend tinten zacht en warm. Als Hij ontelb’re bloemen weer liet geuren, Dan voelde ik mij nimmer arm.” Of die overlevenden van de watersnood in 1953 die getuigden: „Ruwe stormen mogen woeden, alles om mij heen zij nacht. Maar: God, mijn God zal mij behoeden.”
„Ontroerend hè”, zegt de schrijfster. „Ik vind dat zo mooi.” En ze stemt er van harte mee in. Onlangs lag ze een aantal weken ernstig ziek in het ziekenhuis. „Ik heb me vastgehouden aan Psalm 23: „Al ging ik in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij.” Ik heb geprobeerd dat ook in het boek te laten doorklinken.”
Het boek ”Leven en overleven in de Biesbosch” telt 320 pagina’s en 220 foto’s. Het verschijnt ter gelegenheid van de aanstaande uitbreiding van het Biesbosch Museum.