Wees niet neutraal op werkvloer
Niet-religieuzen doen er goed aan te erkennen dat ze net zo gelovig zijn als wel-religieuzen, stellen Jan Hoogland, Wim Kuiper en Thijs Tromp.
Religie in het publieke domein: het blijft een heikel punt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de reacties op de opmerking van een predikant dat God tot op heden „niet sterk” in de toespraken van koning Willem-Alexander naar voren was gekomen. Zij gunde het hem dat hij zijn geloof wat vaker zou kunnen laten doorklinken. Uit verschillende reacties blijkt dat de dominante opvatting in de samenleving is dat geloven een privézaak is, die eigenlijk zo veel mogelijk buiten het publieke domein moet blijven.
Wat zou deze discussie een stuk gemakkelijker verlopen als we niet langer een tegenstelling zouden maken tussen gelovigen en ongelovigen, maar gewoon iedereen zouden zien als gelovige. De scheiding zou dan wat anders uitvallen, namelijk tussen religieuze en niet-religieuze gelovigen. Dat is niet gebruikelijk, omdat geloof altijd aan religie verbonden wordt. Maar iedereen heeft toch een levensovertuiging, in de zin dat hij basale overtuigingen heeft waarvoor hij staat of die zin aan zijn leven en zijn inspanningen geven? Overtuigingen over wat goed, rechtvaardig, eerlijk, sociaal of moreel acceptabel is. Overtuigingen die zelden of nooit sluitend te beredeneren zijn, maar wel heel belangrijk voor hoe je je leven inricht.
Asymmetrisch
Door alle mensen als gelovigen te zien, dus als mensen die op een of andere wijze verbonden zijn met een inspiratiebron voor hun ideeën over het goede leven, zou wat de filosoof Habermas „the asymmetrical burden” heeft genoemd, kunnen worden opgelost. Die asymmetrische last bestaat erin dat waar niet-gelovigen zich in hun eigen ‘neutrale’ taal kunnen uiten, gelovigen steeds geconfronteerd worden met de eis hun verhaal te vertalen in de ‘neutrale’ taal van het seculiere publieke domein. Daarom moet ook de koning zich volgens velen zo neutraal –dus eigenlijk: als een ongelovige– opstellen. Geloven doe je maar achter de voordeur.
Heel anders wordt dit wanneer we leren te spreken over verschillende vormen van geloof. Sommigen geloven religieus in een God of in goddelijke machten, die in onze dagelijkse ervaring niet zichtbaar zijn. Zij ontlenen daar op allerlei manieren motivatie, bezieling of inspiratie aan, ook voor hun publieke optreden. Anderen geloven niet religieus: ook zij hebben diepgewortelde overtuigingen over wat een goed leven is en ontlenen daar evenzeer motivatie, bezieling of inspiratie aan. Waarom zou de laatste groep zich daarover vrijelijk in het publieke domein mogen uiten, maar de eerste groep daarin uiterste voorzichtigheid moeten betrachten, vanwege zijn gebrek aan neutraliteit?
Zo bezien is geloven dus een soort uitzondering ten opzichte van de normale, neutrale of zelfs vanzelfsprekende uitgangssituatie van niet-geloven. En de uitzondering moet zich verantwoorden. Maar is het dan niet zo dat iedereen zo zijn of haar levensovertuiging heeft? Daarom moeten we niet van elkaar eisen dat we ons in het publieke domein zo neutraal mogelijk opstellen.
Nee, we moeten juist leren met die pluriformiteit van levensovertuigingen, inspiraties en tradities in de publieke ruimte om te gaan. We moeten elkaar met andere woorden niet uitdagen ons neutraal op te stellen. We moeten elkaar daarentegen uitdagen zo veel mogelijk publiek verantwoording af te leggen van onze overtuigingen en elkaar daarin te respecteren. Dat vraagt van veel religieus gelovigen dat zij moeten leren zich veel minder fundamentalistisch te gedragen. Het vraagt van niet-religieus gelovigen dat zij moeten leren dat hun standpunten niet neutraler zijn dan die van gelovigen.
Verrijken
Deze week verschijnt het boek ”Geloof in je werk”. In deze bundel maken zestig mensen die werkzaam zijn bij maatschappelijke organisaties duidelijk wat hun rooms-katholieke of christelijke geloof betekent voor hun werk. Dat is een goede zaak: zij maken daarmee publiek vanuit welke overtuiging zij werken en waardoor zij zich laten inspireren. Niet alleen doen zij dat op een manier waaruit groot respect blijkt voor de manier waarop andersgelovigen met deze zaken omgaan. Ook is iedereen die zich uitspreekt over zijn geloof, religieus of niet, aanspreekbaar op de motieven, de bedoeling van zijn handelen.
Het slechtste wat wij kunnen doen is van mensen vragen zich in het publiek domein zo neutraal mogelijk op te stellen, want daardoor verliezen wij onderling het zicht op elkaars motivatie en bezieling. Uitkomen voor je geloof kan het publieke domein alleen maar verrijken.
De auteurs werkten mee aan het boek ”Geloof in je werk – 60 voorbeelden van christelijke en katholieke inspiratie”.