Prinsjesdag kan blijven, zegt de commissie
DEN HAAG. Hoewel het parlement op last van Brussel al veel eerder (in het najaar in plaats van in het voorjaar) moet besluiten over de rijksbegroting van het komende jaar, kan Prinsjesdag gewoon op de derde dinsdag in september blijven.
Dat concludeert een interne werkgroep van de Tweede Kamer dinsdag in een rapport.
Geregeld wordt geopperd om Prinsjesdag te vervroegen, omdat Europese regels landen steeds meer dwingen al in het voorjaar conceptbegrotingen op te stellen. Op die manier wil Brussel lidstaten beter in het gareel houden.
Zeker sinds het uitbreken van de crisis in 2008 is de invloed vanuit Brussel op de Nederlandse overheidsfinanciën sterk uitgebreid, door onder meer leningen en garantstellingen via Europese noodfondsen (ESM en EFSF) en strengere afspraken over begrotingen en hervormingen.
De Raad van State, het belangrijkste adviesorgaan van de regering, waarschuwde het parlement begin vorig jaar voor die „vérgaande europeanisering van het begrotingsbeleid.” Om Prinsjesdag zoals we dat nu kennen niet te laten uithollen, riep de Raad de Kamer op om zijn werkwijze te veranderen en bijvoorbeeld al in het voorjaar de overheidsbegroting op hoofdlijnen te beoordelen.
De interne commissie van de Tweede Kamer lijkt de scepsis van de Raad echter niet te delen. „In het algemeen kan worden geconcludeerd dat het met het budgetrecht in Nederland behoorlijk goed gesteld is”, stelt de commissie.
Wel doet ze in het rapport een aantal aanbevelingen om te voorkomen dat een veranderend Europa de Kamer meer en meer de controle op haar zogenoemde parlementaire budgetrecht (de Kamer controleert het kabinet) ontneemt. Zo moet duidelijk omschreven worden wanneer de Kamer begrotingsplannen krijgt toegezonden. Ook moet beter en meer onafhankelijk worden verantwoord hoe Europese gelden zijn besteed.
Landen die een potje maken van die verantwoording moeten volgens de commissie worden gesanctioneerd en openbaar worden gemaakt, het zogenoemde ”naming and shaming”.
Op een andere belangrijke vraag van de Raad, namelijk hoe het parlement ervoor gaat zorgen dat weliswaar democratisch genomen besluiten rond Europa onder burgers ook meer ”democratisch gedragen” gaan worden, gaat het rapport niet in.