Tentoonstelling Huis Doorn toont impact van Eerste Wereldoorlog op Nederland
DOORN. Bomscherven uit Zierikzee uit 1917, het model van een in beslag genomen onderzeeër, een reconstructie van de dodendraad en het dagboek van een vrouw die eenzaam is doordat haar man is gemobiliseerd. Het is te zien op een tentoonstelling bij Huis Doorn. Prinses Beatrix opent de expositie morgen.
Hoewel Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal bleef, ging de strijd bepaald niet onopgemerkt voorbij. Voedselgebrek, spionage, vluchtelingen, mobilisatie en de voortdurende angst onder de Nederlanders om betrokken te raken bij het bloedige conflict. Het zijn slechts hoofdlijnen van de crisis die ook Nederland vier jaar lang trof.
Het tastbaarste bewijs van de oorlog is Huis Doorn. Na een korte periode in Amerongen verbleef de Duitse keizer Wilhelm II hier van 1920 tot zijn overlijden in 1941. Nederland weigerde hem uit te leveren aan de geallieerden. Tijdens de oorlog neutraal, dus na de oorlog ook, zo was de stelling.
Huis Doorn is al jaren een museum over het leven van Wilhelm II. Dat verandert niet. Nieuw is dat er op het terrein nu ook aandacht is voor de Eerste Wereldoorlog vanuit Nederlands perspectief. De voormalige garage van de keizer is uitgebreid met een glazen aanbouw en omgevormd tot een tentoonstellingspaviljoen. Het bouwwerk bestaat uit twee ruimtes van elk ongeveer 200 vierkante meter.
Wat meteen opvalt bij binnenkomst op de tentoonstelling, is dat Huis Doorn veel informatie heeft willen bundelen in een niet al te grote ruimte. Er zijn schaalmodellen, distributiebonnen, uniformen, wapens, een compleet gevulde mobilisatiekist, brieven, foto’s en films te zien, evenals gebruiksvoorwerpen en spellen die Belgische vluchtelingen tijdens hun verblijf in Nederland maakten. Informatiepanelen geven een beeld van het dagelijks leven.
„Van alle gebeurtenissen in de Eerste Wereldoorlog was voor Nederland de mobilisatie het ingrijpendst”, zegt Cornelis van der Bas, conservator bij Huis Doorn. Zijn grootvader was vanwege zijn werk voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie gelegerd in Jutphaas, onderdeel van het huidige Nieuwegein. „Sommige mannen waren vier jaar van huis. Vrouwen moesten hun werk overnemen.” Dat laatste bevorderde ook de emancipatie. „Niet voor niets kwam kort na de oorlog het algemeen kiesrecht voor vrouwen.”
Heel wat militairen waren ver van huis gelegerd. „Protestantse soldaten uit het noorden kwamen bijvoorbeeld in het zuiden en kwamen daar in contact met rooms-katholieken.” De militairen, die veelal langs de grenzen waren gelegerd, hadden onderdak en voedsel nodig.
Dat legde een extra druk op de bevolking, die ook al moest zorgen voor een stroom vluchtelingen. In het eerste oorlogsjaar herbergde Nederland, dat ruim 6 miljoen inwoners telde, ongeveer 1 miljoen vluchtelingen, vooral uit België. Van hen bleven er gedurende de hele oorlog zo’n 250.000. De anderen keerden binnen een jaar terug naar hun vaderland. Behalve Belgische burgers zaten er in Nederland ook veel Duitse, Engelse en Belgische militairen, die niet het recht hadden naar hun vaderland terug te keren. Sommigen trouwden met een Nederlandse vrouw.
Op de expositie is ook een boek te zien dat vanbinnen hol is. Hiermee werden peper en spek naar Duitsland gesmokkeld. De illegale handel tierde welig tijdens de oorlog. Langs de grens tussen Nederland en België hadden de Duitsers een elektrische draadversperring gemaakt om smokkel en het illegaal passeren van de grens tegen te gaan. Deze dodendraad eiste veel levens.
Eerder dit jaar hield Huis Doorn twee collectiedagen waarop mensen spullen konden brengen die te maken hadden met de Eerste Wereldoorlog. Er kwamen 120 mensen op af. „We kregen vooral veel brieven en foto’s uit die tijd”, aldus Van der Bas. „Het mooiste was een dagboek van een vrouw van wie de man was gemobiliseerd. Ze schrijft over haar eenzaamheid.” Van der Bas denkt dat mensen nog meer voorwerpen uit de oorlog bezitten. „Ik hoop dat we een keer een onderdeel van een Nederlands uniform krijgen, met het verhaal over de soldaat van wie het uniform was.”