Kerk & religie

Tere liefde

Jeremia 2:13

3 September 2014 08:28Gewijzigd op 15 November 2020 12:41

„Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan; Mij, de Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden.”

De aard van de misdaad stelt de Heere voor in deze woorden: Mij, de Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden. Gods volk had dan de Heere, de Springader des levenden waters, verlaten. Wat veronderstelt dit? Wel, zij stonden in betrekking tot de Heere als Zijn volk, en zij dienden Hem tevoren naar Zijn verbond, dat met hun voorvaders gemaakt was. Zij stonden in betrekking tot de Heere als Zijn volk. God had het nageslacht van Jakob uit alle volken uitverkoren, met hen Zijn verbond opgericht, en als het volk van Zijn bijzonder eigendom aangenomen.

Hij openbaarde Zich aan hen als hun God en Koning, schreef hun Zijn wetten en inzettingen voor. Zij kregen door de wijze waarop Hij door hen gediend wilde worden de grootste en dierbaarste belofte, zowel van aardse als geestelijke zegeningen De Heere schonk hun het beloofde land Kanaän tot een erfelijke bezitting, en zorgde voor hen door een bijzondere voorzienigheid, zodat zij het gezegende en gelukkige volk van de aardbodem waren, wanneer zij vasthielden aan Gods verbond, en daarnaar Hem dienden. Zij waren op het duurst verplicht om bij de Heere te blijven, Zijn verbond te onderhouden. Deze verplichting was reeds gegrond op de betrekking waarin zij als behoeftige schepselen tot de Heere, hun Schepper en Weldoener, stonden.

B. Moorrees, predikant te Wijk

(”Leerrede”, 1841)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer