De romantiek van schaarste
Iedereen van boven de veertig kent vast en zeker nog het genot van zelf muziek opnemen van de radio. Hopen dat de presentator er op het eind niet doorheen praat en dat er genoeg ruimte is op het bandje.
Op een gegeven moment kende je de volgorde van de nummers uit je hoofd, evenals het toch per ongeluk opgenomen commentaar van de presentator. Natuurlijk is dit romantiek. Ik was vaak in de platenzaak de platen aan het bekijken, beluisteren en pas als ik geld had kocht ik eindelijk de felbegeerde elpee. Wat baalde ik als ik deze nog niet kon kopen.
Dit is ancient history. Door de komst van eerst mp3-spelers en de mogelijkheid om zelf cd’s te branden, later internet, iTunes en de mogelijkheid om van alles (illegaal) te downloaden was muziek al zo goed als vrij beschikbaar. En helemaal met de komst van online streamingdiensten zoals Spotify.
Hiermee kun je zo ongeveer alle muziek die je maar kunt bedenken gratis streamen. Geweldig: meer muziek te beluisteren dan dat ik in mijn leven aankan. Toch vind ik dit niets. Ik mis de romantiek van de schaarste. En daarbij is er ook nog een goede casus te maken dat dit uiteindelijk minder geluk oplevert.
Een belangrijke kracht in de wil vooruit te komen is de kracht van het verlangen. Zonder te verlangen naar iets nieuws, beters, groters, anders, blijven we waar we zijn. Daarvoor willen we werken, onderzoeken en uitvinden. Om onze verlangens te realiseren. In het groot is dit de kracht die zorgt voor innovatie en vooruitgang van de samenleving. Zij die tevreden waren met het kijken naar het achterste van een paard op een akker zijn niet de mensen geweest die de tractor hebben uitgevonden.
Zo zal ook de technologie in de muziek die ervoor heeft gezorgd dat de grammofoonplaat en later de cd overbodig werden niet door hoezenliefhebbers zijn uitgevonden. Maar omdat je nu, na eventueel een betaling voor een abonnement, niet meer hoeft te verlangen naar nieuwe of andere muziek, maakt dat het hebben van alle muziek ook een stuk minder waardevol.
Daarbij zit er ook nog iets subjectiefs in: als iedereen alle muziek heeft, onderscheidt dit bezit je niet meer van anderen. Dit lijkt iets futiels, maar in werkelijkheid is verschil in bezit, status, nog altijd een belangrijke drijfveer voor vooruitgang. Het verlangen hetzelfde of meer te hebben dan een ander.
Afgunst en verlangen liggen dicht bij elkaar. En dat klinkt negatief, maar de positieve kant ervan is de stuwende kracht achter een maatschappij die vooruit komt.
Een ander argument tegen de overvloed van muziek komt uit een invloedrijk paper van de economen Becker en Stiglitz uit 1977. In dit artikel ”De gustibus non est disputandum” (over smaak valt niet te twisten) verklaren ze positieve en negatieve verslavingen, waaronder het luisteren naar muziek. Door meer (goede) muziek te luisteren, weet men deze beter te waarderen.
Dit komt, in het betoog van Becker c.s. doordat men menselijk kapitaal opbouwt die het beter mogelijk maakt de muziek te waarderen. Men ontwikkelt smaak, om het maar zo te zeggen. Nu zou je kunnen betogen dat vrij beschikbare muziek dit nog beter mogelijk maakt en je daardoor nog meer menselijk kapitaal opbouwt doordat je heel veel soorten muziek hoort. Mis, volgens mij. Het ontwikkelen van appreciatie voor muziek zit voor een groot deel ook in de kracht van herhaling. Wie kent niet de voorbeelden van melodieën die je in eerste instantie niets vond. Nummers die je vaak hoort, gaan daarnaast een eigen leven leiden. Niet alleen om de muziek, maar ook om de daaraan vastgeklonken herinneringen. Als je telkens andere muziek hoort, beklijft het niet, dan is het niets anders dan een muzikaal behangetje, achtergrondruis.
Economie is niet voor niets de leer van de schaarste. Wanneer producten of diensten zonder extra marginale kosten beschikbaar zijn, is het economisch niet meer zo interessant. En dat is met muziek volgens mij ook zo: op het moment dat alle muziek gratis beschikbaar is, leer je deze niet waarderen. En ook is het verlangen weg: en zonder verlangen is er geen vooruitgang. Ook niet in de muziek.
De auteur is hoofd internationaal onderzoek bij Rabobank Nederland