Opmars IS laat oude Arabische taboes verdwijnen
BEIROET. Door de opmars van de jihadisten van Islamitische Staat (IS) worden in de Arabische wereld ineens zaken besproken die tot nu toe 1400 jaar lang taboe waren. Bijvoorbeeld over de vraag of christenen tweederangsburger moeten zijn.
„Christenen worden niet opgevoed in een cultuur van bloed, doden en plunderen.” Dat zei de Syrisch-orthodoxe aartsbisschop van Mosul, Nikodimos Daud, half augustus in een interview met de Libanese zender Mayadeen. Dit gesprek veroorzaakte wel een schok. Daud vertelde dat hij uit heimwee was teruggekeerd naar zijn vaderland Irak, nadat hij lang in Australië had gewoond. Maar nu werden hij en zijn medegelovigen „verdre- ven en vernederd”, zei hij.
Het gesprek met bisschop Daud trok de aandacht, onder meer op sociale media. Hij zei dat christenen „niet eens messen” hebben. „Hoe kunnen we ons trouwens verdedigen als we niet over wapens beschikken?”
Bovendien kennen christenen niet de verheerlijking van geweld, zei hij. Doden en plunderen zijn onder hen geen deugden. „Maar nu zien wij ons gedwongen ons te verdedigen tegen beesten die deze cultuur wel hebben.”
De aartsbisschop deed nog een opmerkelijke uitspraak, namelijk over status als tweederangsburger (dhimmi) die christenen volgens de fundamentalistische moslims behoren te hebben. „Wij christenen zullen het nooit aanvaarden als dhimmi te moeten leven. Een dhimmi is een slaaf, en wij wensen niemands slaaf te zijn. God heeft ons als vrije mensen geschapen, en wij verkiezen als vrije mensen te sterven.”
De dhimmi-status is actueel in Mosul. Toen IS deze Iraakse stad –waar al voor het ontstaan van de islam christenen leefden– in juni veroverde, kregen christenen net als hun geloofsgenoten in het Syrische al-Raqqa drie keuzes voorgelegd. Ze konden zich bekeren tot de islam, de dhimmi-status accepteren (en daarvoor een belasting betalen), of onder dreiging van de doodstraf zonder uitstel de stad verlaten.
Vanaf het moment dat het nieuws over de drie keuzes bekend werd, zonden Arabische televisieprogramma’s talloze discussies uit over het lot van christenen in Mosul. Gasten en deskundigen baseerden opvallend genoeg hun kritiek op de verdrijving van christenen uit Mosul steeds op één gegeven, namelijk dat IS ten onrechte claimde een kalifaat te zijn. IS zou dat niet zijn en zou dus niet het recht hebben deze keuze te stellen.
Opvallend was dat de kritiek beperkt bleef tot dit formele punt. Het principe van de dhimmi-status zelf werd niet bekritiseerd. Dat ligt immers verankerd in de sharia en was dus blijkbaar niet omstreden.
Volgens deze islamitische wet kunnen polytheïsten –zoals jezidi’s– kiezen tussen bekering of de dood. Joden en christenen –erkend als ”mensen van het boek”– hebben nog een vluchtroute, namelijk de dhimmi-status.
In tv-programma’s wordt dus niet gedebatteerd over het principe van de dhimmi-status. Op sociale media gebeurt dit echter wel. In het interview met Daud met de opmerking dat een dhimmi een slaaf is, lijkt wel een rode lijn te zijn overschreden. Hij heeft er veel mee losgemaakt.
Vorige week werd er in Saudi-Arabië zelfs een opiniepeiling over gehouden. De uitslag was trouwens wel dat 92 procent van de Saudiërs de stelling steunt dat IS in overeenstemming met de islamitische wet handelt.
Ook de kwestie van de bewapening van christenen wordt druk besproken op sociale media. De Libanese patriarch Beshara Rai verklaarde vorige week dat de Maronitische kerk bereid is zich gezamenlijk met de sjiitische Hezbollah te verdedigen tegen de soennieten van IS. Dit werd gezien als een goedkeuring voor Libanese christenen om zich te bewapenen.
De tijd dat christenen zich weerloos laten wegjagen door de jihadisten, lijkt voorbij. Datzelfde geldt voor het verbod op nadenken in de Arabische samenlevingen.