Trek scherpe grens bij speelfilms
Radicaal nee zeggen tegen speelfilms sluit beter aan bij de Bijbelse radicaliteit, reageert dr. S. D. Post.
Onder de titel ”Politiek der Struisvogels” (RD 13-8) schrijft Kees van Vianen over kerken en opvoeders die het kijken van films afwijzen. Hij doet dat vanuit een bewogen intentie om als opvoeders en leidinggevenden relevante gesprekspartners te blijven voor jongeren. Volgens hem is het afwijzen van speelfilms geen heilzame weg, omdat voor jongeren de discussie over het kijken naar films en clips een gepasseerd station is. We moeten onze kinderen leren om de boodschap uit de cultuuruiting te halen en over die boodschap in gesprek te gaan.
Het valt op dat Van Vianen niet erg positief doet over kerkenraden en opvoeders die vasthouden aan een afwijzend standpunt. Hij gebruikt woorden zoals achterhoede, mensen die in hun comfortzone blijven, die niet onder de tegel vandaan willen komen, de struisvogels. Deze opvatting komt voort uit zijn aanname dat er twee soorten opvoeders zijn: zij die de (leefwereld van de) jongeren kennen en erop anticiperen, en zij die die leefwereld niet kennen of willens en wetens negeren: de struisvogels.
Bewustzijn
Ik denk dat hier sprake is van een misverstand. Er is namelijk nog een andere groep. Ze realiseren zich terdege dat veel reformatorische jongeren naar films kijken. Maar zelfs al zou het waar zijn dat het percentage jongeren in gereformeerde gezindte dat naar films kijkt ruim boven de 90 procent ligt, dan houden zij nog vast aan een afwijzing van het kijken van speelfilms. Omdat ze de diepe overtuiging hebben dat het kijken van films jongeren per saldo niet dichter bij een leven met de Heere brengt, zelfs al zou er een enkele goede film zijn.
Ik ken broeder Van Vianen goed genoeg om te weten dat hij het liefst zou zien dat jongeren in tere godsvreze hun leven zouden inrichten in diepe afhankelijkheid en gehoorzaamheid aan Gods geboden. Juist daarom wil hij met jongeren in gesprek over speelfilms, met de Bijbel open, en hun leren nee te zeggen tegen films die niet kunnen. Tegelijk roept hij ertoe op om op zoek te gaan naar goede, christelijke films. In zijn column verzet Van Vianen zich tegen het categorisch afwijzen van films om pragmatische redenen. Het werkt niet. Begeleide confrontatie is effectiever.
Ik twijfel aan deze zienswijze. Misschien werkt een duidelijke zienswijze beter dan we denken. Laten we eens kijken naar de opstelling van de gereformeerde gezindte tegenover popmuziek. De vergelijking ligt immers voor de hand. De werelden van de popmuziek en de filmindustrie zijn sterk vergelijkbaar en ook bij popmuziek geldt dat een groot deel van de reformatorische jongeren ernaar luistert. Maar het feit dat de gereformeerde gezindte het luisteren naar popmuziek altijd heeft afgewezen, heeft als effect dat veel jongeren die er toch naar luisteren zich ervan bewust zijn dat het niet goed is, en er op de duur mee stoppen. Principieel afwijzen is soms net zo gewetenvormend als het gesprek aangaan.
Radicaal
Anderzijds, welke aanwijzingen zijn er dat verstandig meebewegen –omdat nu eenmaal veel jongeren naar films kijken– op langere termijn wel werkt? Graag zou ik daarvan voorbeelden uit het verleden willen zien. Ligt een belangrijke oorzaak van de droevige toestand van de westerse christenen niet hierin dat onze generatie het verschil tussen kerk en wereld juist te veel heeft veronachtzaamd?
Van Vianen heeft een duidelijke boodschap aan kerkenraden en opvoeders van de gereformeerde gezindte. Het gaat daarbij om een strategische keus die veel impact kan hebben op de toekomst van onze gemeenten. Het is niet voor de eerste keer dat hij op dit aambeeld hamert. De boodschap komt voort uit een diepe en innerlijke betrokkenheid bij onze jongeren. Ik mis desondanks de Bijbelse onderbouwing.
Er lijkt veel meer Bijbels draagvlak voor het trekken van een scherpe grens tussen kerk en wereld, zeker als het gaat om de wereld van entertainment. Op veel plaatsen roept de Bijbel christenen ertoe op om een veilige afstand te houden van de wereld van verleiding, tijdverdrijf en van zonden zoals geweld, seks en bedrog. Ik vraag me ook af of broeder Van Vianen zich op dit punt voldoende realiseert dat het oorlog is: de duivel gaat rond als een briesende leeuw. Deze richt zich op ouderen en jongeren. Hij haalt alles uit de kast, temeer daar hij weet dat er nog maar weinig tijd is.
Ga uit van deze wereld, staat er in Openbaring 18. Zouden we juist dat onze jongeren niet veel meer moeten leren en voorleven? Daarmee sluit je inderdaad niet aan bij hun leefwereld. En zeker, het is radicaal. Bijbels radicaal. Want welke gemeenschap is er tussen gerechtigheid en ongerechtigheid, tussen licht en duisternis, Christus en Belial?
De Heere zegt: „Raakt niet aan hetgeen onrein is.” Confronterend, ook in het gesprek met jongeren. Maar ze krijgen er wel wat voor terug! „En Ik zal u aannemen. En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de Almachtige” (2 Kor. 6:17-18).
De auteur is lid van de gereformeerde gemeente te Gorinchem, waar hij betrokken is bij het jongerenwerk.