Kerk & religie

Prof. Baars: Oppervlakkigheid dreigt bij preek met plot

ELSPEET. Een preek waarin wordt toegewerkt naar een plot kan boeien. Maar in de praktijk dreigt oppervlakkigheid en het gevaar bestaat dat voorgangers te veel aansluiten bij de associatieve gedachten van hoorders.

Van onze verslaggever
27 August 2014 11:56Gewijzigd op 15 November 2020 12:34
Haamstedeconferentie 2014. Beeld RD, Anton Dommerholt
Haamstedeconferentie 2014. Beeld RD, Anton Dommerholt

Dat stelde prof. dr. A. Baars, emeritus hoogleraar dogmatiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, dinsdag in Elspeet. Hij hield een lezing over valkuilen in de prediking tijdens de Haamstedeconferentie, waar zo’n 160 predikanten en voorgangers uit de gereformeerde gezindte samenkomen.

Valkuil één is als een predikant een vreemdeling is van de genade van God of verachtert in de genade. De tweede: als een predikant een raster legt over het te verkondigen Woord. Drie: als hij de gekruisigde Christus niet centraal stelt. Vier: over de hoofden, harten en levens van de hoorders heen preekt en vijf: als de predikant zijn gehoor niet weet te overtuigen van de noodzaak van bekering en geloof.

Voor wat betreft de verachtering in de genade citeerde prof. Baars onder meer Calvijn, die stelt dat een predikant niet alleen acht moet geven op de kudde, „maar allereerst op zichzelf. Want hij die zijn eigen redding veronachtzaamt, zal zich nooit serieus zorgen maken over de redding van anderen.” Zorg voor jezelf betekent: dat je als pastor en ouderling de wacht betrekt bij je hart, je leven, de leer en de kudde.

De puritein Richard Baxter zegt hierover dat „een dienaar van het Woord persoonlijke, geestelijke kennis moet hebben aan de genade van God in zijn hart”, aldus prof. Baars. „Baxter stelt: Wanneer studenten en dienaren van het Woord de genade van God wel kennen, dienen zij te staan naar geestelijke groei. Het is schadelijk voor de pastor zelf én voor zijn gemeente, als hij zondag aan zondag het Woord brengt en zelf verslapt of terugvalt in het geloof en ver van de Heere leeft.”

Een anders getinte valkuil opent zich wanneer de prediker een raster legt over het te verkondigen Woord, aldus prof. Baars. Een preek moet structuur hebben, aldus de emeritus hoogleraar. Hij citeerde de gereformeerde homileet dr. K. Dijk, die zich ooit uithaalde naar „predikers die naar wat hij noemde „op Abrahamitisch avontuur gingen”. Zij begonnen hun preek net als Abraham zijn reis, „niet wetende waar zij komen zouden”. „Maar”, zo voegde hij er bits aan toe, dat doen ze dan wel „zonder de speciale belofte van Gods leiding, en de preek wordt een samenvoegsel van allerlei opmerkingen en een vuurwerk vol variërende flitsen, waarin elke eenheid ontbreekt, en de boodschap Gods zeker niet tot haar recht komt.””

Hoe moet het dan wel? Er zijn vele mogelijkheden, concludeerde prof. Baars. „Klassiek is natuurlijk de opbouw van de preek in inleiding; thema en verdeling en eventueel toepassing.” Deze indeling stoelt volledig op een bepaald type rede uit de klassieke retorica, aldus prof. Baars, waarbij de rechtbankjury overtuigd moet worden van de toedracht van een misdrijf. „Vooral onder invloed van Melanchthon en andere protestantse homileten kwam daar nog een gedachte bij. De preek moest niet alleen overtuigen, maar ook onderwijzen. Vandaar dat het karakter van de preek vanaf die tijd vooral omschreven werd met deze tweeslag: onderwijzen en overtuigen.” De valkuil bij deze methode dat de structuur over de inhoud van de preek gaat heersen, al hangt dat ook af van de preekstof, aldus prof. Baars.

Onder invloed van puriteinse prediking in Engeland en Noord-Amerika is de zogenaamde methode van de ”expository preaching” ontwikkeld, een type prediking dat sterk beheerst wordt door een homiletische uitleg van de tekst. „Deze methode bekommert zich veel minder om een strakke retorische structuur. Zij is sterk verwant aan wat vroeger, bijvoorbeeld door de gereformeerde homileet Hoekstra, de ”analytische methode” genoemd werd. In de praktijk bestaat zij vaak allereerst uit een uitleg van de tekst in het licht van de context. Daarna volgen verschillende lessen die uit dit gedeelte zijn af te leiden.” Prof. Baars noemt deze methode goed bruikbaar, maar „het gevaar is dat de lessen breed kunnen uitwaaieren, vooral wanneer hun aantal groot is en hun karakter nogal onderscheiden. Dat komt de eenheid van de preek en de concentratie bij het luisteren niet ten goede.”

Een derde preekstructuur die in opmars is, is gestempeld door de zogeheten nieuwe homiletiek. „Fundamenteel is bij deze richting dat men een sterke afkeer heeft van de klassieke preek in drie punten.” Preken moeten geen punten bevatten, maar een ”plot”, zoals bij een roman of een film, stelt Eugene Lowry, een van de belangrijke vertegenwoordigers van deze beweging. „Ook deze methode heeft haar verdiensten”, aldus prof. Baars. Al heeft hij ook zijn bedenkingen. De prediker moet bijvoorbeeld een doel formuleren dat hij wil behalen bij de hoorders. „Als dit op een goede manier gebeurt, levert dat een sterke concentratie van de boodschap en veel helderheid voor de hoorders op.” Baars vreest dat dat niet altijd gebeurd. Menig preek die via deze methode tot stand komt, dreigt naar zijn mening „erg snel tot de focus van de tekst te komen, zonder dat de tekst echt open gaat. Vervolgens wordt sterk narratief en associatief om de tekst heen gepreekt met veel gevoel voor de leefwereld van de postmoderne hoorder. Het gevolg? Hele vrijblijvende verhalende preken waar de zelfbewuste, postmoderne hoorder naar believen kan in- en uitstappen met zijn of haar levensverhaal.”

Een ander raster is, dat een bevindelijk systeem over de preek wordt gelegd. „Het gaat er vooral om dat de prediker de geestelijke stukken of standen goed en grondig aan de orde stelt. Nu is dit best een teer onderwerp, want het raakt wel de slagaders van het geestelijke leven, ook de slagader van mijn geestelijke leven. Laat duidelijk zijn dat er bijbels gezien zeker sprake is van stadia, zoals Van Ruler ze noemt, of standen in het geestelijke leven.” Toch waarschuwt prof. Baars tegen het „al te zeer systematiseren en rubriceren” van het geestelijke leven. „Het maakt verschil waar iemand geestelijk gelegerd is. Dat zal ook in de prediking vanuit de tekst een plaats moeten krijgen, maar dan zonder onze systematiserende rasters. De Christenreis van Bunyan verscheen oorspronkelijk onder de titel ”The pilgrims progress”. Dit boek wordt vaak gebruikt om een standenleer te onderstrepen. Maar ”progress” is in het 17e-eeuwse Engels geen voortgang van lager naar hoger, maar een rondgang, zoals van een vorst langs verschillende onderhorigen. Tegen de een zegt hij dit, tegen de ander dat. Het is Bunyan overvragen als we een rechtlijnige overgang zien van het een naar het ander.”

Een predikant doet zichzelf en de gemeente tekort als hij de gekruisigde Christus niet centraal stelt, aldus prof. Baars. Dat mag niet op een goedkope manier, stelt de emeritus. Hij is daarom blij met de hernieuwde aandacht voor trinitarisch preken. „In het hart van de triniteitsleer en van de prediking staat namelijk niet in de eerste plaats de incarnatie, maar het kruis van Christus.” Hoe moet dat in een preek worden uitgewekt? Niet door hoogdravende taal. „Hoe eenvoudiger hoe mooier, hoe meer de gekruisigde christus kan schitteren. Laat het verschrikkelijke van het kruis zien, het kruis toont ons onze schande. God kon de zonde niet ongestraft laten, maar Hij strafte het in Zijn lieve Zoon. Maar het toont ook dat er ruimte is in het bloed van Jezus voor de grootste van alle zondaren en de slechtste van alle dominees.”

De gekruisigde Christus kan ook in de schaduw worden gezet doordat we te lang blijven steken in de toeleidende weg, waarschuwde prof. Baars. „Er is meer dan alleen het komen tot Christus. Dat moet gepreekt worden. De persoonlijke kennis van Christus en van God de Vader mag in de preek worden uitgestald.”

Een laatste valkuil die prof. Baars onderscheidt is, dat de preek over de hoofden, harten en levens van de hoorder heen gaat. De remedie daartegen? Onderscheidender preken. „U moet onderscheid maken tussen wie God vreest en wie Hem niet vreest. Van het huichelachtig zijn enerzijds, maar ook van het beginnende geestelijke leven anderzijds.” Een predikant moet zich ook verdiepen in de leefwereld van uw hoorders. „Bezoek niet alleen de ouderen van de gemeente. Praat eens met jongeren die bezig zijn af te haken.” En: Houd rekening met de aandachtsboog van de hoorders. „Wees doelgericht, vanuit de Schrift.”

Ds. L. de Wit, hervormd predikant te Putten, sprak dinsdag over Jozua en de verovering van het beloofde land. Daarbij ging het er niet zachtzinnig aan toe, zo blijkt onder meer uit Jozua 6:25. Mannen, vrouwen, kinderen en vee worden gedood. „Is dit geen volkerenmoord, genocide?”, zo vroeg ds. De Wit zich af. „Jozua handelt in gehoorzaamheid, wat hij hoort uit de mond van de Vorst van leger van de Heere. God zelf voert hier het gericht met de volkeren.”

Het bewijs daarvoor staat onder meer in Jozua 5, waar de richter voor de poorten van Jericho staat en een Man ziet met een uitgetrokken zwaard in Zijn hand. „Deze Man is de Vorst van het leger des Heeren. God openbaart zich hier aan Jozua, als de machtige Koning, Die al Zijn legermachten zal inzetten om de toegang te openen door het bolwerk Jericho neer te halen. Hij plaatst de situatie in een heel ander licht, Hij is de Vorst van de ontelbare legermachten, waarbij de reuzen van Jericho verbleken. De Man met het uitgetrokken zwaard, is Hij, Die gezegd heeft: Ik zal voor u strijden, en gij zult stil zijn.”

De Bijbel is vol met het komen van God, aldus ds. De Wit. Al na de zondeval openbaarde Hij zich als degene die de kop van satan zou verslaan. „Zo is Hij in Christus gekomen, op Gods tijd, en heeft als Koning dood en graf overwonnen.” Jozua is weliswaar aangesteld als de leider van het volk, maar de Heere blijft Aanvoerder en Bevelvoerder. „Jozua is hier niet degene die bevel geeft, maar om bevel vraagt: Wat spreekt mijn Heere tot Zijn knecht.” Zo alleen kan ook een predikant te werk gaan, stelt ds. De Wit, „Door buigend voor deze Vorst aan Zijn voeten te horen wat u zeggen moet. Want u brengt niemand binnen, alleen onder Zijn aanvoering komt het volk in het beloofde land.”

De Heere maakte Jozua bekwaam tot de taak om het land in te nemen, maar daarbij moest Jozua leren op de Heere te wachten. Dat God opdraagt de heidenen te doden is aangrijpend, aldus ds. De Wit. Doorgetrokken naar het heden: Het is levensgevaarlijk om niet te horen bij koning Jezus. Maar God vertoont geen grillige lust tot doden, aldus ds. De Wit. „Uit Jozua 2 blijkt dat de inwoners van Jericho al 40 jaar op de hoogte zijn van de komst van de God van Israël. Het gericht komt niet zomaar van de een op de andere dag.”

Toch maakt het volk Israël in het Oude Testament het bij tijden nog bonter dan de heidenen. Dat God Zijn volk niet loslaat is een geheim dat niet ligt in het volk, „maar in de God van dat volk. Zij worden behouden om Christus wil.”

Is de God van het Oude Testament Dezelfde als Die van het Nieuwe Testament? De heidenwereld in het Oude Testament, die de toevlucht niet nam tot de God van Israël, stond buiten het heil. In het Nieuwe Testament is de komst van het heil in Christus vervuld, en is Israël, hoewel God bijzondere betrekking houdt op Israël, als zodanig niet meer de drager van het heil, stelde ds. De Wit. „Na Pinksteren wordt de Christus midden in deze wereld geplaatst. En ontstaat er een andere tweedeling, Zoals er in het Oude Testament ontkoming aan de wraak was, door te schuilen bij de God van Israël in de afschaduwing van de dienst der verzoening, zo is ook in het Nieuwe Testament God de God der wrake, met dat verschil, dat er nu behoud is, voor alle volkeren, inclusief Israël, op Golgotha.”

Wat in het boek Jozua gebeurd, nog maar een kleine afspiegeling te zijn van het grootte slotaccoord, als God de wereld zal oordelen. Ds. De Wit: „Dan gaat het gericht dwars door de volkeren heen. Niet alleen tussen de volkeren buiten Israël, maar ook door Israël zelf.” Aan de genadetijd is een grens gesteld, aldus ds. De Wit. „Nadat het volk zes rondgangen heeft gemaakt rond Jericho, volgt de zevende, zoals in Openbaringen na de zesde engel de zevende volgt en de tijd voorbij is. Maar voordat de wereldstad valt, zal het gejuich klinken, de koning tegemoet. Dan zullen wij Hem aanbidden, onze Koning en mee instemmen met het rechtvaardig oordeel wat Hij uitspreken zal, over al degene die Hem niet hebben erkend en de Zoon niet hebben gekust.”

Directeur Ed van Hell van de Stichting Ontmoeting, die werkt onder dak- en thuislozen, sprak over het omgaan met hoeren, tollenaren, zondaren en herders. „In het Evangelie komt de combinatie hoeren en tollenaren nogal eens voor”, aldus Van Hell. „Het doel van de komst van Jezus op aarde is het gezond maken van hoeren en tollenaren.”

De wereld van criminelen en kerkmensen botsen met elkaar, aldus Van Hell. „Daaraan mag u leiding geven als herder.” Toch blijkt het lastig om deze werelden dichter bij elkaar te brengen, zei Van Hell. Dat heeft vooral met sociologische factoren te maken, denkt hij. Juist christenen moeten echter weten dat die verschillen overbrugbaar zijn omdat voor God ieder gelijk is. „Laat de liefde dringen om niet te bang te zijn. Juist in het kruis kunnen we elkaar vinden, omdat daar de barmhartigheid van God zichtbaar wordt.”

Ex-gedetineerden uit de doelgroep van ontmoeting zijn niet op zoek naar hulpverleners, maar naar mensen, aldus Van Hell. In de maatschappij wordt steeds meer een beroep gedaan op vrijwilligers. De uitdaging voor de kerk is om niet alleen te praten, maar ook daadwerkelijk in actie te komen, aldus Van Hell. Dat dat soms lastig is erkent hij, maar de verlegenheid rond die vraag mag er niet toe leiden om dan maar niets te doen. Dat betekent misschien dat reformatorische kerken iets moeten ondernemen om opener te staan voor buitenstaanders. Dat kan zonder concessies te doen aan bijvoorbeeld de eredienst, aldus Van Hell, maar wel door één op één contacten waardoor voor de langere termijn relaties kunnen ontstaan.

Dr. M. J. Kater, universitair hoofddocent gereformeerde praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, hield dinsdagavond een vervolglezing over pastoraat in het licht van de triniteit. Is het niet iets verhevens, om pastoraat zo te bezien? Toch niet, aldus de Apeldoornse docent. „Als we het op catechisatie hebben over de kerk als volk van God, lichaam van Christus en tempel van de Heilige Geest, dan zegt dat heel wat over pastoraat in trinitarisch licht.”

Een centraal werkwoord in het Nieuwe Testament is het Griekse ”parakaleoo”, dat een brede betekenis heeft, aldus prof. Kater: Vermanen, vertroosten, aansporen. Dat woord geldt voor de drie Goddelijke personen, stelt hij. „Als parakaleoo zo wezenlijk is voor het pastoraat dat Vader, Zoon en Heilige Geest zich ook in dat werkwoord uitdrukken en je hebt niet nagedacht over wat dat betekent voor de gemeente, ben je in een pastoraal gesprek van drie kwartier maar al te snel alleen maar bijgepraat over de situatie in de familie van degene bij wie je op bezoek bent.” Een pastor moet daarentegen ernaar verlangen dat een gemeentelid mag delen in het heil, en dat daar ook het pastoraat een middel voor mag zijn.

Dr. Kater besteedde apart aandacht aan de Drie-enige in het pastoraat. Hij benoemde drie aandachtspunten: de omgang met zonde in het pastoraat, de heiliging van het leven en de heilsorde of de toe-eigening van het heil. Voor wat betreft het spreken over zonde moet in het pastoraat duidelijk worden dat het daarbij niet alleen gaat om het doen van verkeerde dingen, maar over het zondigen tegen een goeddoend God. Ook in het spreken over levensheiliging moet een pastor duidelijk zien te krijgen of de gesprekspartner werkelijk bezig is met de zaken van de eeuwigheid. „Zijt heilig, want Ik ben heilig”, schrijft Petrus over hen die Christus hebben leren kennen, aldus dr. Kater. „Dat moet aan de orde komen in het gesprek.”

Als het gaat over de heilsorde noemt dr. Kater het „van groot belang dat Christus en al Zijn weldaden gekend worden.” Dat betekent dat een pastoraal gesprek soms ook scherp kan en mag zijn, omdat Jezus soms ook scherp kon zijn.

Desondanks kunnen er onbeantwoorde vragen blijven in het pastoraat, aldus dr. Kater. Als het gaat om Gods almacht kunnen mensen daar niet achter kijken. Wel gelden de woorden: „Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden” (Zacharia 4:6). „Kunnen we erop wijzen dat het zuchten van de schepping en het worstelen met de levensweg niet in tegenspraak is met Gods almacht? Dat Christus met sterke roeping en tranen gebeden heeft, dat Hij de barmhartige Hogepriester is Die voor ons bidt? Zo kunnen we ook in pastorale gesprekken met alle reden spreken over Vader, Zoon en Heilige Geest, opdat de rijkdom daarvan daarin aan de orde komt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer