Satan
Spreuken 24:30-32
„Ik ging voorbij de akker eens luiaard, en voorbij de wijngaard van een verstandeloos mens; en ziet, hij was gans opgeschoten van distelen.”
Terwijl de mensen slapen, zaait de satan zijn onkruid. Als u uw hand met het zaaien van goed zaad niet terughoudt, verdubbelt de boze zijn ijver. Zo bereidt u uzelf –door hem niet te weerstaan– angst en berouw voor dit leven en misschien nameloos leed voor een toekomend leven.
Mens, indien u de akker die u is toevertrouwd door ontijdig slapen en in traagheid sluimeren verwaarloost, zal de uitkomst u doen ervaren dat uw opzien tegen de arbeid door een tienmalen zwaarder last van smart en schande wordt gevolgd. Doornen en distels zullen uw ongehoorzaamheid lonen.
Maar al te makkelijk kan het gebeuren dat de oogst van onkruid in de weelderigste overvloed de grond bedekt. Want land dat tot een akker en wijngaard is bereid, zal veel meer distels en brandnetels dragen dan een nooit ontgonnen grond. Indien enig stuk land goede tuingrond bevat, zal het de vlijt van zijn bezitters met een milde oogst vergelden. Een plek die waard is om voor een wijngaard te worden uitgelezen zal, omdat hij die veronachtzaamd heeft, de luiaard een schat van onkruid opleveren.
De mens die door de vernieuwing van de Heilige Geest het meest voor God tot stand heeft gebracht, zal een machtiger werktuig van de satan blijken als hij in traagheid zijn hogere aanleg verwaarloost.
Charles Haddon Spurgeon, predikant te Londen
(”Farm Sermons”, 1883)