„Mensenhandelaar kan zijn gang gaan”
Het gros van de mensenhandelaren in Nederland kan ongestoord zijn gang gaan. Daardoor worden honderden jonge vrouwen in de seksindustrie uitgebuit, zegt mevrouw mr. A. G. Korvinus, nationaal rapporteur mensenhandel.
Bestrijding van mensenhandel verdient grotere prioriteit, betoogt Korvinus op haar werkkamer aan de Koninginnegracht in Den Haag. „Politie en justitie zitten niet stil. Maar de praktijk is dat 80, 90 procent van de mensenhandelaren buiten schot blijft. Die criminelen kunnen ongestoord hun gang gaan. De uitbuiting van vooral jonge buitenlandse vrouwen in de seksindustrie duurt daardoor voort. Dat moeten we als maatschappij niet accepteren.”
Kern bij mensenhandel is dat slachtoffers worden misleid en uitgebuit, legt Korvinus uit. „In eigen land wordt vrouwen voorgehouden dat ze werk zullen krijgen in bijvoorbeeld hotels, terwijl ze in werkelijkheid in de seksbranche terechtkomen. Een andere mogelijkheid is dat de vrouwen wel weten dat ze in de prostitutie gaan werken, maar dat ze niet beseffen in welke slechte omstandigheden ze terechtkomen en dat ze gedwongen worden het meeste geld af te staan aan de handelaar.”
Mensenhandel is wereldwijd een „groeiend probleem”, zegt Korvinus, sinds 2000 actief met het in kaart brengen van deze vorm van criminaliteit. „In rapporten van de Verenigde Naties wordt mensenhandel vaak in één adem genoemd met handel in drugs en wapens.”
Doordat vrouwen in niet-westerse landen vaak in een achterstandspositie zitten, zullen handelaren er altijd weer in slagen nieuwe slachtoffers te ronselen, vreest Korvinus. „De vrouwen verkeren vaak in armoedige situaties en krijgen prachtige verhalen voorgeschoteld. Via televisie en internet is de welvaart in het Westen tegenwoordig snel te volgen.”
Groot pijnpunt bij de aanpak van mensenhandel is de angst onder slachtoffers om aangifte te doen. Slechts naar schatting 5 tot 10 procent van de uitgebuite vrouwen trekt aan de bel. De prostituees vrezen de wraak van hun pooiers. Daar komt bij dat veel vrouwen illegaal in Nederland verblijven; hun valse papieren zijn soms door de handelaren geregeld. „De vrouwen zitten als het ware in een fuik. Ze zijn bang dat zijzelf of hun familie in het moederland worden bedreigd of mishandeld”, zegt Korvinus.
Om slachtoffers ertoe te bewegen toch aangifte te doen, biedt de overheid hun de mogelijkheid van onderdak, levensonderhoud en bescherming voor bepaalde duur, de zogeheten B-9-regeling. Toch biedt die regeling in de praktijk onvoldoende soelaas, stelt Korvinus. Slachtoffers moeten in haar optiek beter beschermd worden. „Zo zouden er meer contacten moeten komen met het moederland van het slachtoffer, om na te gaan of iemand uit de mensenhandelbende de familie van het slachtoffer bedreigt of iets aandoet.”
Aan een strafproces tegen verdachten van mensenhandel zitten nogal wat haken en ogen. „Slachtoffers zijn vaak bang om in de rechtszaal in het bijzijn van de verdachte een belastende verklaring af te leggen. Daarom zou overwogen moeten worden om de getuige dat vaker in afwezigheid van de verdachte te laten doen. Anderzijds heeft de verdachte recht om te weten wat er over hem verklaard wordt. Dat levert een spanningsveld op.”
Verklaringen van de uitgebuite prostituee zijn vaak cruciaal om een mensenhandelaar achter de tralies te krijgen, zegt Korvinus. „Het is lastig om zonder het verhaal van een slachtoffer het bewijs rond te krijgen. Justitie en politie kunnen bijvoorbeeld door het aftappen van telefoongesprekken bewijs tegen iemand verzamelen, maar dat is niet eenvoudig. Mensenhandelaren praten via de telefoon vaak in codetaal. Dan hebben ze het over een ”chicken”, en dan bedoelden ze iets anders.” Behalve een harde aanpak van mensenhandel is preventie in risicolanden broodnodig, benadrukt Korvinus. „Er zijn voorlichtingsprogramma’s op scholen in bijvoorbeeld Hongarije en Oekraïne waar jongeren gewaarschuwd worden voor pooiers. Op die manier kan veel ellende worden voorkomen.”