Oorlogsverslaggever in Irak: niet zonder risico
De video van de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley, eerder deze week, laat ook Nederlandse oorlogsverslaggevers niet onberoerd. Jan Eikelboom en Hans Jaap Melissen, beiden geregeld te horen en te zien in onder meer het tv-programma Nieuwsuur, sliepen er slecht van.
Eikelboom vertrok donderdagavond opnieuw richting Noord-Irak, Melissen kwam woensdagavond terug. Eikelboom werd erg getroffen door de beelden op de video. „Foley stond bekend als een ervaren journalist en had in heel wat conflictgebieden gewerkt. Dus het kan iedereen overkomen. Ik ga met meer bibberaties die kant op dan normaal. Dat is natuurlijk psychologisch, want in wezen is het risico niet groter dan andere keren. In feite is er niets veranderd. Het is daar in Syrië en Noord-Irak al jarenlang levensgevaarlijk, ook voor journalisten. Maar zo’n executie drukt je wel weer met de neus op de feiten.”
Aanvankelijk was Eikelboom van plan niet naar de video te kijken, maar later bedacht hij zich. „Ik vond dat ik toch moest zien wat er gebeurd was en heb mezelf gedwongen om te kijken, zeker omdat je ook in zo’n gebied je werk doet. Ik moet zeggen dat ik er behoorlijk van in shock raakte. De beelden blijven je bij. Je ziet de man in het zwart zijn mes trekken. Het is te gruwelijk voor woorden. De eigenlijke onthoofding zie je niet, later wel het dode lichaam en het losse hoofd. Toch maakt dat het niet minder gruwelijk. Misschien wel gruwelijker omdat je fantasie gaat draaien. Ik betrapte me erop dat ik tot in details ging nadenken hoe het zou zijn als je hoofd wordt afgesneden. Ben je dan in één keer weg? Hoe scherp was het mes? Zou hij nog hebben gevraagd om het snel te doen in een vloeiende beweging? Hij was toch een collega, al kende ik hem niet persoonlijk. Je beseft: dit had mij ook kunnen overkomen en het kan ook in de toekomst nog gebeuren.”
Eikelboom werd in het verleden een aantal keren beschoten door sluipschutters, zowel in Libië als in Syrië. Ook ontplofte een keer een autobom om de hoek van zijn hotel zodat de ruiten eruitvlogen. Hij zag van dichtbij scudraketten neerkomen in Aleppo. „Ook werd ik enkele malen opgepakt en kort vastgehouden door allerlei strijdgroepen waarbij ze wilden zien wat voor materiaal ik bij me had. Maar niet zo dat ik me dan erg bedreigd voelde.”
Ook Melissen werd weleens enige tijd vastgehouden, in dit geval door Hezbollahstrijders in Libanon. „Maar dat was meer om te treiteren en om uit te zoeken wie ik was. Ze zijn altijd heel bang dat je een spion bent.”
De executie van Foley deed Melissen sterk terugdenken aan de onthoofding van de Amerikaans-Joodse zakenman Nicholas Berg, tien jaar geleden in Irak door moslimextremisten. „Korte tijd later werd mijn eigen tolk onthoofd, een man met wie ik intensief had samengewerkt. Onthoofding is eigenlijk, hoe naar dat misschien ook klinkt, een soort beroepsrisico aan het worden. Dat is natuurlijk heel erg, iets wat je probeert te vermijden, maar dat lukt dus niet altijd.”
Er circuleert volgens Melissen een geheime lijst met daarop de namen van zo’n twintig ontvoerde journalisten, zowel lokale als internationaal werkende verslaggevers, onder wie nog enkele Amerikaanse en Britse collega’s. Voor IS zijn de internationale het waardevolst, weet Melissen.
„Hoe triest het is, je weet dat dit soort dingen met je kan gebeuren. Ik heb me al tien jaar geleden geprobeerd voor te stellen hoe het zou zijn als er een of andere idioot naast je staat die van plan is je hoofd eraf te snijden. Toen Nicholas Berg was gedood, zag ik een krantenfoto van z’n vader. Toen dacht ik: ik hoop dat mijn vader zoiets nooit zal meemaken. Inmiddels ben ik zelf ook vader.” Zijn vrouw vindt het overigens prima dat hij onder gevaarlijke omstandigheden zijn werk doet. „Ze reist zelf ook naar crisisgebieden voor een vluchtelingenorganisatie.”
Melissen plaatst nog een kanttekening. „Wij gaan als journalisten vrijwillig naar Irak, nemen zelf risico’s, maar we kunnen stoppen zodra we dat willen. De mensen die in die oorlogsgebieden wonen, hebben echter niets te kiezen. Er zijn heel veel lokale mensen gevangengenomen en onthoofd en daar gaan ze nog steeds mee door.”
Melissen probeert vooral „de angst thuis te laten” en gaat heel geconcentreerd aan het werk. „Ter plekke ben ik eigenlijk niet echt bang. Ik maak duidelijke keuzes als het gaat om dingen die je wel of niet doet. Je neemt gecalculeerde risico’s. Ik ben niet roekeloos en vermijd onnodige risico’s. Maar in dit vak weet je nooit 100 procent zeker dat je ergens veilig bent. Mijn tolk werd uit z’n auto gesleurd op dezelfde plek waar ik een week daarvoor ook gereden had en waarvan ik dacht dat hij veilig was. Dus hebben wij die plek daarna weer gemeden. Het is wetenschap, maar geen exacte wetenschap. Toch beoefen ik mijn vak met plezier. Thuiszitten en naar het plafond gaan staren, is geen optie.”
Ook Eikelboom wil zich niet laten weerhouden. „Dat zou een overwinning zijn voor de terroristen. Het was gevaarlijk, het zal gevaarlijk blijven. Misschien is dit juist een reden om er een tandje bij te doen.”
Eikelboom reist met een cameraman, Han Pannevis, en een Koerdische tolk naar de frontlijn tussen de Koerdische peshmerga- en IS-strijders. Ook heeft hij nog plannen om Syrië binnen te gaan. „Het is goed om met z’n tweeën te opereren. Je hebt een klankbord en iemand met wie je snel kunt schakelen.”
Hij neemt onder meer een kogelvrij vest mee en een helm. Ook heeft Eikelboom een training gevolgd voor het werken in crisisgebieden. Die training bevat een medisch gedeelte waarin het onder meer gaat over het verzorgen van schotwonden.
In een kluis in Nederland liggen verder zogeheten ”proof of life”-vragen. „Dat zijn vragen waarop alleen ik het antwoord weet. Als ze me dan gijzelen, kunnen ze daarmee bewijzen dat ze mij echt in handen hebben.”
Wat hem drijft om dit te doen? „Enerzijds avontuur en adrenaline. Het geeft een enorme kick om op het scherp van de snede te werken en te leven. Het geeft veel voldoening om onder zeer moeilijke omstandigheden dit soort verhalen te maken en om de wereld te vertellen wat je ziet. Maar als het alleen om de adrenaline zou zijn, zou ik ook kunnen gaan bungeejumpen of parachutespringen. Er zit ook een soort idealisme bij. En dan niet zozeer het gevoel dat je de wereld moet redden, maar meer dat je vindt dat dit soort verhalen moet worden verteld. Dat de mensen goed geïnformeerd zijn. Het is een soort van journalistiek idealisme. Als wij dit niet doen, dan komen die verhalen er ook niet.”
Melissen vindt het belangrijk dat mensen weten wat er in oorlogsgebieden plaatsheeft. „Dat je hun kunt vertellen wat de oogmerken zijn van de betrokken partijen en hun kansen om de oorlog te winnen. Of ze als eenheid blijven opereren of verder versplinteren, of ze wel of niet radicaal zijn en wat er zou gebeuren als ze aan de macht kwamen. Je probeert als oorlogsverslaggevers stukjes van de waarheid te vinden.”