Binnenland

Nederlandse leger 75 jaar geleden gemobiliseerd

Ravenstein, vesting aan de Maas. „Het was in de late nazomer van 1939 toen we het Brabantse stadje binnenmarcheerden”, herinnerde A. Mateboer zich later. „De mensen stonden op de stoepjes en het anders zo slaperige stadje gonsde van opwinding.”

L. Vogelaar
18 August 2014 19:32Gewijzigd op 15 November 2020 12:25
Oude kanonnen in een koude winter. Het Nederlandse leger bereidde zich voor op een vijandelijke aanval. beeld fam. J. Mateboer
Oude kanonnen in een koude winter. Het Nederlandse leger bereidde zich voor op een vijandelijke aanval. beeld fam. J. Mateboer

Mateboer had –nu 75 jaar geleden– zijn familie en zijn werk in Genemuiden moeten achterlaten toen de Nederlandse regering de mobilisatie afkondigde. „We werden welwillend en nieuwsgierig ontvangen”, vertelde Mateboer later. „Zo veel soldaten! Die zag men bijna nooit.”

Op het marktpleintje werd halt gehouden en enkele officieren gingen het gemeentehuis binnen. „Wij namen ons gemak ervan. Sommigen gingen op de trottoirrand zitten, anderen zakten neer op de munitiewagen van een van de beide kanonnen.

Toen keken we eens goed rond. Ravenstein, een middeleeuws plaatsje. Aan het marktplein een grote kerk met twee kleine torens, hoge, deftige huizen, straten geplaveid met kinderkopjes, smalle straatjes links en rechts.” De soldaten werden hier gelegerd om de spoorbrug over de Maas te bewaken.

Mateboer kwam op een boerderij in het dorpje Huisseling terecht. Slapen deden de soldaten op stro in de stal.

De boer had het eerst niet op hun komst begrepen. Hij zette met een klap een grote mand vol appels op tafel en zei: „Zo. Elke dag zet ik een mand met appels hier neer en die vreten jullie op, maar wee je gebeente als je in de bongerd komt.” Hij stak zijn vuist omhoog en vloekte.

„Ik ben Toon en mijn vrouw heet Jans, en ik ben de baas hier in huis”, wilde de boer nog kwijt. En de soldaten dachten: Wat een bruut. Maar het viel allemaal erg mee, en algauw was het: ome Toon en tante Jans. De militairen zijn er de gehele mobilisatie­periode gebleven.

„Overdag marcheerden we heel veel. De plaatsjes Overlangel, Neerrijn en Herpen kenden we op ons duimpje. Daarbij zorgden we ook voor ons geschut. In de dijk van de Maas hadden we een stelling gegraven en de lopen van de kanonnen wezen naar de oostoever, de richting waaruit we de dreiging verwachtten.

En tijdens de lange winter­avonden? Wachtlopen voor degenen die aan de beurt waren en verder werken aan een grote puzzel. Dat was de uitdaging. Elke avond zat er weer een paar man aan. Het was een legpuzzel van weet ik hoeveel stukjes en het moest een oude man worden. De kleuren waren alle nuances bruin en zwart. In het spaarzame licht van een lamp boven de tafel zaten we onze ogen te bederven en als er weer een stukje ingelegd kon worden, was dat soms die avond de enige vooruitgang.”

De Duitse inval op 10 mei 1940 beëindigde de mobilisatieperiode. In het oosten werden lichtkogels afgevuurd. De militairen bliezen de spoorbrug op om de opmars van de vijand te belemmeren.

Mateboer herinnerde zich later „de bereidheid tot vechten, maar meteen ook de machteloosheid, met mijn zes patronen in de karabijn en de twee kanonnen uit de Eerste Wereldoorlog.”

Later liep hij nog eens „langs de kolk van de stadsgracht waar ik, zittend in het gras, mijn gevoelens op papier had gezet als een laatste brief, als een testament voor mijn vrouw en twee kinderen. Op de morgen toen we halsoverkop weg moesten, heb ik de brief aan een steen gebonden en in die kolk gegooid.”

De soldaten trokken zich terug omdat ze ingesloten dreigden te raken. Uiteindelijk moest het Neder­landse leger de strijd staken.


Het leger op scherp

Terwijl Europa zich aan de economische crisis van de jaren dertig ontworstelde, nam de politieke spanning toe. In de laatste augustusweek van 1939 riep de Nederlandse regering de mannen te wapen die de achterliggende vijftien jaar in militaire dienst waren geweest.

De mobilisatie diende om de neutraliteit te handhaven: het besluit moest richting andere landen onderstrepen dat Nederland buiten een gewapend conflict wilde blijven. „Neutraliteitshandhaving eist de mogelijkheid aan onze wil tot eenzijdigheid de vereiste kracht te kunnen bijzetten”, zei koningin Wilhelmina voor de radio.

Hoewel duidelijk was dat een eventuele aanval uit het oosten zou komen, moest een neutraal land de schijn ophouden ook met agressie uit andere richtingen rekening te houden. Daarom werden ook nabij de westkust militairen gelegerd.

De mobilisatie kwam geen moment te vroeg. In de dagen erna brak de Tweede Wereldoorlog uit. Nadat Duitsland met Rusland op 24 augustus een niet-aanvals­verdrag had gesloten, konden de Duitse troepen op 1 september Polen binnentrekken zonder dat het een Russische tegenaanval te duchten had. Engeland en Frankrijk hadden echter met Polen een verdrag gesloten en verklaarden daarom Duitsland de oorlog. Veel Nederlanders meenden lange tijd dat het voor ons land wel mee zou vallen.

In de garnizoensplaatsen ver­anderde het leven drastisch door de komst van grote aantallen militairen. Ook voor het thuisfront was het vertrek van de gemobiliseerde mannen ingrijpend: gezinnen zaten zonder vader, bedrijven moesten soms een fors aantal werknemers afstaan. „Mobilisatie is beroerd, wachten op oorlog of vrede van anderen is vervelend, verlof is de enige aangename onder­breking”, noteerde een militair. „Slecht gaan de zaken en verdrietig is het gezin.”

Onder het motto ”Met de breipen in de hand dient men ook het vader­land” maakten vrouwen sjaals, kousen, wanten en kniestukken voor de soldaten. Die hadden ze nodig ook, want het werd een koude winter.

Er werden gebieden onder water gezet en wegversperringen aangelegd. De militairen oefenden –soms met zwaar verouderde wapens–, en probeerden de stellingen te verbeteren. Ze marcheerden en mopperden en zongen van „rats, kuch en bonen.” Met sport en spel, met Ontwikkeling en Ontspanning (O en O) en –o ja– met cursussen figuurzagen gingen ze de verveling te lijf.

Enkele keren leek een Duitse inval voor de deur te staan, maar de spanning nam weer af. Totdat.

Tijdens de Frans/Duitse oorlog van 1870/1871 was het leger gemobiliseerd geweest en tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) ook. Toen bleef Nederland buiten schot. Ditmaal niet.

www.leger1939-1940.nl

www.mei1940.nl


Preken maken in Fort Bakkerskil

D. G. van Hoeven (1905-2001) was zes jaar hoofd van de School met de Bijbel in Molenaarsgraaf geweest. Nog maar juist –per 1 mei 1939– was hij in dezelfde functie in Waddinxveen begonnen, toen hij onder de wapenen moest. In Fort Bakkerskil in Werkendam maakte een andere soldaat deze tekening van Van Hoeven.

De hoofdonderwijzer was ongeveer zestig jaar hulpprediker in de Nederlandse Hervormde Kerk en verleende in zo’n veertig gemeenten bijstand in het pastoraat. Het preken ging tijdens de mobilisatieperiode gewoon door. Hij mocht zijn preken maken in de kamer van de commandant van het fort.

Van Hoevens vrouw, die haar derde kind verwachtte, logeerde met haar zoontje en dochtertje boven de bank in Werkendam, zodat ze bij haar man op bezoek kon.

De eerwaarde heer Van Hoeven overleed op 10 november 2001, twee dagen na zijn echtgenote. Ze werden tegelijkertijd begraven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer