Een Vlaams onthaal in Silezië
Silezië, niet verwarren met Sicilië, probeert bij toeristen in een goed blaadje te komen. De bosrijke industriestreek haalt af en toe de wereldpers. Wanneer bijvoorbeeld duizenden mijnwerkers protesteren tegen plannen van de Poolse regering om onrendabele mijnen te sluiten. Net buiten de provinciegrens liggen de geboortestad van de huidige paus en een berucht concentratiekamp. En Krakau blijft natuurlijk een trekker.
Wilamowice zou je normaal met een vaart voorbij rijden. Hollanders móéten er stoppen, zegt Monika Doroszkiewicz en ze voegt de daad bij het woord. De gids parkeert haar auto bij een gebouw dat het cultuurhuis blijkt te zijn. De Nederlandse driekleur wappert fier. Binnen heffen dames en heren in klederdracht een welkomstlied aan. Wat ze zingen is een, twee, drie niet duidelijk, maar onderburgemeester Evgenivsc Bilezewski zit te popelen om het geheim te verklappen. „Dit is het kleinste taaleiland in Polen. Zeven eeuwen geleden vestigden zich 300 Vlaamse wevers in Wilamowice. Hun nazaten spreken nog altijd Oud-Vlaams.”
Het leven van de immigranten kreeg in 1939 een tragische wending, toen de nazi’s het stadje binnentrokken. Het is een periode waar velen nog steeds niet gemakkelijk over praten, zegt Aleksander Nowak, directeur van het cultuurhuis. „De Duitsers blaften de Vlamingen toe dat ze van Duitse voorouders afstamden. De bezetters hanteerden veel argumenten, maar het meest overtuigende lag vlak bij ons: Auschwitz! De zoetige geur die uit het uitroeiingskamp opsteeg was tot in onze stad te ruiken. Veel burgers zwichten en Wilamowice werd onderdeel van het Reich.”
Dan volgt de bevrijding in 1945. „Een verschrikkelijk jaar. Polen vonden de Vlamingen landverraders. Ze mochten hun taal niet meer spreken. Pas in de jaren vijftig kregen ze hun Poolse nationaliteit terug en wat er restte van hun bezittingen.” Een hoogbejaarde vrouw begint een vrolijk liedje te zingen, dat meer Duits dan ’Hollands’ klinkt. Ze is een van de honderd overgebleven ”Vlaamssprekenden”, waarvan de jongste vijftig jaar is. Dat maakt dat het dialect geen lang leven meer is beschoren. Zelfs een Hollands beleefdheidsbezoekje kan dat niet voorkomen.
Blijde boodschap
Chris en Marinka Eskes kregen in Silezië wel iets voor elkaar. Voor Poolse begrippen runt het Amersfoortse echtpaar een klassecamping bij het stadje Zywiec (waar Heineken in de lokale brouwerij de lakens uitdeelt). ”C’est La Vie” ligt bij de Slowaakse grens en pal aan een stuwmeer dat zich leent voor allerlei takken van watersport. De eigenaars attenderen gasten op uitstapjes naar de wintersportplaats Zakopane of Wadowice, waar de huidige paus op 12 mei 1920 z’n eerste kreet slaakte.
De stad ligt niet ver van Katowice, de hoofdstad van Silezië. Het geboortehuis van Karol Wojtyla -aan de Koscielnastraat- huisvest het Pauselijk Museum. Foto’s, skilatten en een zwembroek herinneren aan de afwezige, die geen prettige jeugd had. Karol is negen als z’n moeder overlijdt. Hij verliest zijn enige broer op twaalfjarige leeftijd. Z’n zus stierf zes jaar voor zijn geboorte. Vader wordt naar Duitsland gedeporteerd en sterft daar in de winter van 1941. De 21-jarige jongeling bekent niet eerder zo eenzaam te zijn geweest.
In het stadje wijzen borden naar Oswiecim oftewel Auschwitz. SS’ers evacueerden ook omliggende dorpen, waardoor een kampencomplex ontstond, waar Birkenau (Brzezinka) en Monowitz (Monowice) deel van uitmaakten. De aanblik van enorme hoeveelheden alledaagse voorwerpen -brillen, schoenen, ook speelgoed- maakt een angstaanjagende indruk, zo ook het crematorium en de hongercel. De dodenfabriek vernietigde ongeveer 4 miljoen mensen. Ruim 90 procent van hen waren Joden. Een afgrijselijk record, ongeveer 60 kilometer ten westen van Krakau.
Robert McCheyne en drie medebroeders bezochten deze oude Poolse hoofdstad in 1839. Tijdens hun acht maanden durende reis om Joden in Palestina, Moldavië, Oostenrijk en Polen het Evangelie van Jezus Christus te brengen. In ”het land van de gesneden beelden” waren hun Bijbels al afgenomen, zelfs de Hebreeuwse, „opdat wij de Joden de blijde boodschap van een Zaligmaker niet zouden verkondigen. Maar geloofd zij God, zij konden deze boodschap niet uit ons geheugen of ons hart wissen.” In het Rome van Polen vierden de Schotse predikanten en een Engelse zendeling het Heilig Avondmaal. Daarna vertrok het gezelschap naar Silezië.
Zware industrie
Op dat moment was de zuidelijke grensprovincie al het industriële hart van Polen. Steenkoolmijnen, staalfabrieken, zinkovens en hieraan gerelateerde bedrijven waren hét voorbeeld voor Europa, maar zijn nu hopeloos verouderd. Het aantal schoorstenen dat vuile rook uitbraakt, slinkt met de dag. Lifttorens verdwijnen eveneens, terwijl onder graszoden voormalige sintelhopen schuilgaan.
Enkele industriecomplexen krijgen als monumenten van techniek een tweede leven. Zo zet in Gliwice, niet ver van Katowice, het Bedrijf voor Technische Installaties op moderne wijze de activiteiten voort van ”Huta Królewska”, Europa’s eerste op cokes gestookte ijzergieterij. Oude productiehallen bieden onderdak aan een museum dat artistiek gietwerk toont. De wereldberoemde zoutmijn Wielicka, waar bezoekers zich ondergronds kunnen vergapen aan beeldhouwwerken van zout, prijkt terecht op Unesco’s Werelderfgoedlijst. Wie het fijne van lucifers wil weten, kan een afspraak maken bij de luciferfabriek van Czêstochowa.
Ondertussen ontplooien burgers in steden en op het platteland -min of meer noodgedwongen- initiatieven om buitenlanders een bed en ontbijt te bieden. Er moet in Silezië toch brood op de plank komen.
Meer informatie: Pools Informatiebureau voor Toerisme: 020-6253570 of poleninfo.tripod.com