Iedere heerser zijn eigen paleis en kerk
Steen, heel veel steen, weinig groen en geschiedenis overal. Het oude deel van Genua heeft een robuust karakter. Samen met het Franse Lille mag de Noord-Italiaanse havenstad zich Europa’s culturele hoofdstad van het jaar 2004 noemen.
In de schemer van de namiddag wachten kooplieden bij hun stalletjes op klanten. Dik ingepakt tegen windvlagen zien ze voorbijgangers gejaagd passeren. Even verderop in het havengebied steken de kranen van de containerterminal werkeloos omhoog en heerst stilte rond een paar aangemeerde cruisesschepen. In de verte pinkt het licht van de ranke vuurtoren Laterna, het op een rots gebouwde herkenningspunt van de stad.
Genua is het hele jaar door de moeite van het bezoeken waard, hoewel toerisme er in kleine letters wordt geschreven. De inwoners lijken eraan te moeten wennen bezoekers als bron van inkomen te beschouwen. Een goed restaurant zoeken, om wat te noemen, is een lastige opgave. Vanaf begin jaren tachtig tot in de jaren negentig hield een zware economische crisis de stad in een beklemmende greep.
Steigerwerk
Van de 900.000 inwoners in het midden van de vorige eeuw zijn er 600.000 over. Maar het tij keert. Pogingen om de jeugd van vertrek te weerhouden, beginnen aarzelend vrucht af te werpen. Als de trend doorzet, heeft Genua behalve een rijk verleden ook een beloftevolle toekomst. Een nieuwe dag na het donker.
Tegen een staalblauwe lucht steken de paleizen en kerken strak af in het zonlicht. Het gematigde klimaat nodigt uit tot wandelen. En tot handelen, want Genua is vanouds het domein van kooplieden, bankiers en industriëlen. Ambitieuze mannen en vrouwen die iedere vierkante meter van de smalle, halvemaanvormige strook land aan de Middellandse Zee benutten bij het nastreven van hun doelen.
Met de toekenning van de titel ”culturele hoofdstad” brengt de Europese Unie de rijke historie opnieuw onder de aandacht. Uit uiteenlopende fondsen is een totaalbedrag van tegen de 200 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een grondige opknapbeurt. Op veel plaatsen is de stad nog steeds een bouwput. Zo zijn de paleizen aan weerszijden van de Via Garibaldi tot aan de nok stuk voor stuk aan het zicht onttrokken door steigerwerk. Het grote Palazzo Reale is slechts te bereiken via een smalle loopplank over de opengebroken straat.
„We zijn Italianen. Wij doen alles op het laatst”, lacht Fede Gardella in het Palazzo Ducale. De organisatie die met de activiteiten rond ”Genova 2004” is belast, maakt overuren. Hetzelfde geldt voor de telefoons in het grote paleis van de dogen. Als Gardella twee zinnen achtereen kan uitspreken, is dat al heel wat. „Laat ons onze gang gaan”, zegt ze zelfverzekerd. Ze pakt links en rechts nog wat folders bij elkaar, stopt ze met kordate gebaren in een tas. „Geen twijfel mogelijk, we krijgen alles op tijd klaar.”
Wasgoed
Wat in de loop van de eeuwen al geleidelijk aan heeft vorm gekregen, zijn de smalle straten, die als uitgesleten rivierdalen tussen de hoge gebouwen doorslingeren. Genua ligt als een natuurlijk amfitheater tegen de steile hellingen van de Ligurische Alpen gebouwd. Aan deze natuurlijke vormgeving van de stad hoeft de organisatie dus niets te doen. In de negentiende eeuw sprak schrijver Mark Twain zijn verbazing uit over de „zwaarste, hoogste, breedste, donkerste, meest solide huizen die men zich kan voorstellen.”
De Amerikaanse reiziger keek zijn ogen uit in de smalle straten. „Ze zijn krom als een kurkentrekker. Je loopt door een van deze duistere steegjes, kijkt omhoog en houdt de lucht voor een klein streepje licht, ver boven je hoofd, waar de daken van de grote huizen aan beide zijden van de straat bijna naar elkaar toebuigen. Je voelt je alsof je op de bodem van een ontzagwekkende afgrond bent, met de wereld ver boven je.”
Hoog boven de hobbelige bestrating van grauwe steenblokken hangt aan een lijntje wasgoed te drogen. Ook in 2003 heeft de stad haar robuuste karakter behouden. Marina Firpo, geboren en getogen in Genua, heeft een nuchtere verklaring paraat. „Ik denk dat het maximaal uitbuiten van de beschikbare ruimte uiting een typisch Genuees trekje is. Ruimte is geld. Wat in het verleden gold voor de handelaren, is nu nog steeds van toepassing. Wij investeren graag in onroerende zaken.”
De stadspaleizen die de toonaangevende families van de stadsrepubliek lieten bouwen, vormen een uitroepteken in steen achter deze stelling. Spinola’s, Doria’s, Balbi’s en hun evenknieën bouwden woningen die ook nu nog tot de verbeelding spreken vanwege hun formaat, uitstraling en aankleding. Een aantal is nog steeds in handen van deze families. Er zijn er ook die dienst doen als musea.
Van de imponerende verdedigingstorens die welvarende Genuezen in nog verder vervlogen tijden bij hun woning bouwden, zijn de meeste daarentegen allang gesloopt. Zo gelukkig niet de kerken. Tussen oorlogen, handel en voortdurend politiek gekonkel namen de inwoners van de stad hun religieuze verplichtingen serieus, als het aantal kerkgebouwen tenminste als indicatie mag gelden. Iedere heerser zijn eigen godshuis.
Huwelijk
Imponerend symbool van de Genuese religieuze bouwkunst is de San Lorenzo. De kathedraal is gebouwd in lagen van afwisselend zwarte steen en wit marmer. Oudere papieren heeft de Santa Maria de Cortello, die momenteel inwendig wordt gerestaureerd. Voor het eerst duikt de naam op in de tiende eeuw, hoewel het gebouw mogelijk zelfs uit de achtste eeuw dateert. Als doopvont was eeuwenlang een Romeinse sarcofaag in gebruik. „Praktisch en symbolisch”, zegt Firpo. „De graftombes waren toch al voorhanden en zo kreeg het christendom meteen de uitstraling van de macht en rijkdom van het vroegere keizerrijk mee.”
Daarmee schetst ze Genua ten voeten uit. De geboortestad van ontdekkingsreiziger Christopher Columbus die ooit de maagd Maria uitriep tot haar koningin. Hogere idealen gaan er moeiteloos een huwelijk aan met de praktische handelsgeest van alledag.
Voor meer info Nationaal Italiaans Verkeersbureau (ENIT), Stadhouderskade 2, 1054 ES Amsterdam, telefoon 020-6168246.