De aftredend premier probeerde weken krampachtig in het zadel te blijven, terwijl de roep om zijn ontslag steeds groter werd. Het belangrijkste verwijt aan zijn adres was de beschuldiging dat hij een pro-sjiitische agenda voerde, waarin hij geen ruimte liet voor de soennitische minderheid. De crisis voorkwam dat de regering krachtdadig kon optreden tegen het groeiende gevaar van de soennitische terreurbeweging Islamitische Staat.

De druk werd deze week nog verder opgevoerd toen zijn sjiitische politieke verbond partijlid Al-Abadi naar voren schoof om Al-Maliki te vervangen. President Fouad Massoum wees Al-Abadi aan om een nieuwe regering te vormen. Toch weigerde Al-Maliki nog dagen op te stappen. De uitverkiezing van Al-Abadi was in strijd met de grondwet, stelde hij.