Keulens lucratieve legende
KEULEN. Al eeuwenlang is het de blikvanger van de dom in Keulen. De gouden reliekschrijn voor de drie koningen. Deze zomer viert de toeristische trekpleister hoogtij: het is 850 jaar geleden dat de beenderen van de Wijzen uit het Oosten naar Keulen werden gebracht. Maar zijn ze ook echt?
De verleiding is groot om dichterbij te komen. Maar het koor voor in de kathedraal is afgeschermd, de schitterende gouden schrijn achter het hoofdaltaar blijft op een afstand. Dus staren de bezoekers in verwondering naar het grootste stuk edelsmeedkunst ter wereld, in beslag genomen door de schoonheid van de gouden schrijn. Tot vroeg of laat de realiteitszin neerdaalt: „Liggen daar echt de beenderen van de Wijzen uit het Oosten?”
Met het jubileum in Keulen staat die vraag weer volop in de belangstelling. Op 23 juli vond de aftrap plaats met een plechtigheid in de kathedraal, gevolgd door een reeks activiteiten en tentoonstellingen die duren tot januari 2015. Het Schnütgen Museum in de Duitse stad pakt bijvoorbeeld uit met een tentoonstelling over de verbeelding van de drie koningen in de middeleeuwse kunst. Die voorstellingen zijn tekenend voor de mythevorming rondom de wijzen.
Leg het paneel ”Aanbidding der wijzen” van Albert Dürer naast het Driekoningendrieluik van Hieronymus Bosch, en het is in één oogopslag duidelijk wie de wijzen zijn: drie mannen, met verschillende huidskleur, elk vertegenwoordiger van een eigen generatie. In apocriefe geschriften en legenden hebben de oriëntaalse magiërs een naam gekregen. Zij werden ‘geïdentificeerd’ als Melchior, koning van Nubië en Arabië; Balthasar, koning van Gondolië en Saba; en Kaspar (donkere huidskleur), koning van Tharsis en van het eiland Egryscilla. Zij zouden de drie takken van het menselijk geslacht vertegenwoordigen.
Zo uitgebreid als de traditie de geschiedenis invult, zo summier is de Bijbel zelf. Drie van de vier evangelisten negeren het bezoek van de wijzen aan de jonge Jezus. Alleen Mattheüs maakt er melding van, al spreekt hij niet van koningen, maar van het Griekse ”magoi” (magiërs) – dat Maarten Luther later met „Wijzen uit het Oosten” vertaalde.
Het was de vroege kerkvader Origenes (185-254) die het aantal wijzen afleidde uit het aantal geschenken: goud, wierook en mirre. Pas vanaf de vijfde eeuw worden de magiërs geleidelijk als koningen vereerd, met een verwijzing naar de profetie in Psalm 71, waarin staat dat de Messias geschenken van koningen zal ontvangen.
Volgens de traditie werden de beenderen van de wijzen door Helena, de moeder van de Romeinse keizer Constantijn de Grote, aangetroffen tijdens een pelgrimage in Palestina. Via Constantinopel werden de botten naar Milaan gebracht. Toen de Italiaanse stad in 1162 werd veroverd door keizer Barbarossa, was het kanselier Reinald van Dassel, tevens aartsbisschop van Keulen, die de relikwieën onder triomf naar zijn zetelstad transporteerde.
De kerk in Keulen besefte dat ze een schat in huis had gehaald en gaf opdracht aan de beroemdste goudsmid van die tijd, Nicolaas van Verdun, om een schrijn te vervaardigen. Een werk dat veertig jaar duurde.
Het wedijveren om religieuze faam hield daarna niet op: om de schat in volle glorie aan de pelgrims te kunnen tonen, werd begonnen aan de bouw van een nieuwe kathedraal. De dom in Keulen was er zonder de Wijzen uit het Oosten dus niet gekomen.
Al die tijd bleef de kwestie van de authenticiteit onbeantwoord. Pas op 21 juli 1864 openden onderzoekers voor het eerst de schrijn. Tot hun grote verbazing vonden ze de bijna volledige skeletten van een 12-jarige jongen, een 30-jarige en een 50-jarige man. De drie levensfasen, zoals gesymboliseerd door Dürer en Bosch. Kleine kanttekening: de botten zelf werden tot op heden niet onderzocht.
Dat was niet de enige verrassing. Meer dan honderd jaar later, in 1979, werden de kledingresten onderzocht. Wat bleek? De zijden stof was van dezelfde weeftechniek en dezelfde kwaliteit als de producten uit Palmyra. Een Syrische stad op een berg, waar op de top ook een astronomische uitkijkpost stond voor een Babylonische priesterklasse.
Kleine kanttekening: de stoffen dateren uit de tweede of de derde eeuw na Christus. Ouder dan gedacht, maar niet uit de tijd van Jezus.
Tot op heden weigert het domkapittel in Keulen onderzoek naar de botten. Domprovoost Norbert Feldhoff: „Er is geen sprake van een probleem, en daarom is er ook nooit een besluit over genomen.” Volgens het hoofd van de domkapittel is dit „een kwestie van vroomheid.”
Zo blijven de beenderen in de gouden schrijn van de dom een mysterie. Dat is waarschijnlijk maar beter ook. Al is het maar om de jarenlange inspanning van Nicolaas van Verdun niet in diskrediet te brengen.